In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een vordering ingesteld tegen gedaagde, de stichting [gedaagde], gevestigd te [vestigingsplaats], wegens schade aan zijn bomen als gevolg van graafwerkzaamheden door gedaagde op haar perceel. De werkzaamheden, uitgevoerd op 19 november 2016, hebben geleid tot beschadiging van de wortels van twee acacia's op het perceel van eiser. Eiser stelt gedaagde aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) en vordert een schadevergoeding van € 20.550,25, inclusief expertisekosten en buitengerechtelijke kosten.
Gedaagde betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de schade aan de bomen niet blijvend is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de wortels van de bomen zijn beschadigd, maar dat dit op zich niet betekent dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld. Artikel 5:44 lid 2 BW staat de eigenaar van een erf toe om wortels van een boom die op het naburige erf staat, te verwijderen. De kantonrechter heeft beoordeeld of gedaagde misbruik heeft gemaakt van deze bevoegdheid door onevenredig grote schade te veroorzaken.
Deskundigenrapporten van beide partijen zijn in de beoordeling betrokken. Eiser heeft een rapport laten opstellen door [onderneming 1] B.V., terwijl gedaagde een rapport heeft laten opstellen door [onderneming 2]. De kantonrechter concludeert dat, hoewel de wortels zijn beschadigd, niet is aangetoond dat de bomen zo ernstig zijn beschadigd dat er sprake is van onrechtmatig handelen door gedaagde. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.