ECLI:NL:RBMNE:2020:4721
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarden van winkelruimten en huurwaardekapitalisatiefactor
In deze zaak heeft eiseres, eigenaar van meerdere winkelruimten in [plaats], beroep aangetekend tegen de vastgestelde WOZ-waarden door de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar had op 28 februari 2019 de waarde van de winkelruimten vastgesteld voor het belastingjaar 2019, met als waardepeildatum 1 januari 2018. Eiseres was van mening dat de vastgestelde waarden te hoog waren, omdat de huurwaardekapitalisatiefactor te hoog was vastgesteld. Eiseres betwistte de bruikbaarheid van het door de heffingsambtenaar gebruikte vergelijkingsobject, dat zich op bijna 4 kilometer afstand bevond en in een ander deel van [plaats] lag. Eiseres stelde dat er op de waardepeildatum 5 van de 27 winkelruimten leeg stonden, terwijl de heffingsambtenaar dit aantal op 3 stelde.
De rechtbank heeft de zaak op 24 september 2020 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en een taxateur aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarden niet te hoog waren vastgesteld. De rechtbank vond de door de heffingsambtenaar gebruikte vergelijkingsobjecten en de gehanteerde huurwaardekapitalisatiefactoren voldoende onderbouwd. Eiseres had niet overtuigend aangetoond dat de vastgestelde waarden onjuist waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 29 oktober 2020, en werd openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.