ECLI:NL:RBMNE:2020:47

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
9 januari 2020
Zaaknummer
UTR 19/2197
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewetuitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres. Eiseres ontving een Ziektewetuitkering, maar deze werd per 28 december 2018 beëindigd na een beoordeling door een verzekeringsarts van het Uwv. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 9 januari 2020 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres was aanwezig, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de Ziektewetuitkering terecht was, omdat eiseres in staat was om 95,60% van haar eerdere inkomen te verdienen, wat meer is dan de vereiste 65% volgens de Ziektewet.

De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsartsen van het Uwv de medische toestand van eiseres correct hebben beoordeeld en dat de beperkingen die aan eiseres zijn opgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) adequaat zijn. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie ingediend die haar standpunt onderbouwt, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2197
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Procesverloop

In het besluit van 27 november 2018 heeft verweerder de Ziektewetuitkering van eiseres per 28 december 2018 beëindigd.
In het besluit van 6 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 9 januari 2020 op een zitting bij de rechtbank behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1.1
Eiseres ontving een Ziektewetuitkering. Na een jaar heeft verweerder beoordeeld of eiseres nog steeds recht heeft op deze uitkering. Op grond van de Ziektewet heeft eiseres alleen recht op een Ziektewetuitkering als zij door ziekte of gebrek minder dan 65% kan verdienen van het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd.
1.2
Om dit vast te stellen is de medische toestand van eiseres per 27 november 2018 door een verzekeringsarts van het Uwv beoordeeld. De verzekeringsarts heeft naar de klachten en aandoeningen van eiseres gekeken en heeft op grond daarvan arbeidsbeperkingen voor eiseres vastgesteld. Deze beperkingen heeft hij opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 19 november 2018. Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft vervolgens vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, ondanks deze beperkingen, nog kan doen. Hij heeft berekend dat eiseres met de middelste functie 95,60% kan verdienen van het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd. Omdat dit meer is dan 65% voldoet eiseres niet meer aan de voorwaarde voor een Ziektewetuitkering. Verweerder heeft de Ziektewetuitkering van eiseres vervolgens per 28 december 2018 beëindigd.
1.3
Nadat eiseres bezwaar heeft gemaakt is zij opnieuw onderzocht. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv heeft bekeken of de eerste verzekeringsarts de beperkingen van eiseres per 27 november 2018 juist heeft vastgesteld. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzocht of er tot 28 december 2018, de datum waarop de Ziektewetuitkering is beëindigd, nog veranderingen in de medische toestand van eiseres zijn geweest die van invloed zijn op haar recht op een Ziektewetuitkering. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt tot dezelfde beoordeling als de eerste verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens geoordeeld dat één van de functies die de eerste arbeidsdeskundige had geselecteerd toch niet geschikt is voor eiseres. In plaats hiervan heeft hij een reservefunctie voor eiseres geduid. Hij heeft vervolgens berekend dat eiseres in de middelste functie nog steeds 95,60% kan verdienen van het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres daarom ongegrond verklaard, en de beëindiging van haar Ziektewetuitkering in stand gelaten.
Het geschil
2. Volgens verweerder is eiseres per 28 december 2018 in staat om 95,60% te verdienen van wat zij verdiende voordat zij ziek werd. Omdat dit meer is dan 65% is de Ziektewetuitkering van eiseres volgens verweerder terecht beëindigd. Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat zij helemaal niet kan werken.
Beoordeling van het geschil
3. Eiseres voert aan dat de verzekeringsartsen van het Uwv haar beperkingen hebben onderschat. Eiseres kan helemaal niet werken. Zij heeft psychische en lichamelijke klachten overgehouden aan het verkeersongeluk van 24 november 2017. Ook is zij vaak moe en heeft zij astma. Hier is volgens eiseres onvoldoende rekening mee gehouden.
4.1
De rechtbank geeft eiseres hierin geen gelijk. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 april 2019 blijkt dat wél rekening is gehouden met de klachten die eiseres sinds het verkeersongeluk heeft. Vanwege deze klachten zijn er verschillende beperkingen voor eiseres vastgesteld. De psychische klachten van eiseres zijn in de FML vertaald naar beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren van eiseres. De lichamelijke klachten van eiseres zijn vertaald naar beperkingen in het dynamisch handelen. Ook zijn er aanpassingen aan de fysieke omgevingseisen voor eiseres in de FML opgenomen. In de FML staat bijvoorbeeld dat eiseres in een functie niet overmatig blootgesteld mag worden aan stof, rook, gassen en dampen, vanwege haar astma. Vanwege de vermoeidheid die eiseres ervaart is zij in de FML niet in staat geacht om ’s nachts te werken.
4.2
Dat eiseres het niet eens is met de beperkingen die in de FML zijn opgenomen, of die onvoldoende vindt, betekent op zichzelf nog niet dat de beoordeling van de verzekeringsartsen onjuist is. Het is de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om arbeidsbeperkingen vast te stellen. De rechtbank ziet dat de verzekeringsartsen daarbij alle klachten die eiseres noemt hebben betrokken. Ook hebben zij gekeken naar het dagverhaal van eiseres en naar de medische informatie van de behandelaars van eiseres. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische informatie ingediend die haar standpunt onderbouwt. Dat is wel nodig om de juistheid van de beoordeling van een verzekeringsarts te bestrijden. Hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart is daarvoor onvoldoende. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
5. Eiseres voert verder aan dat zij de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geselecteerd niet kan doen, omdat zij niet kan werken. Ook hierin geeft de rechtbank eiseres geen gelijk. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt, dat de beperkingen die de verzekeringsartsen voor eiseres in de FML hebben opgenomen juist zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft drie functies voor eiseres geselecteerd. Hij heeft in zijn rapport van 3 mei 2018 gemotiveerd waarom eiseres de werkzaamheden die horen bij deze functies kan doen, ondanks haar beperkingen uit de FML. De rechtbank kan die motivering volgen. Eiseres heeft niet concreet gemaakt waarom die motivering niet toereikend zou zijn. Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
6. Uit het onderzoek van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt dat eiseres met de middelste functie 95,60% kan verdienen van het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd. Dit is meer dan 65%. Daarom oordeelt de rechtbank dat verweerder de Ziektewetuitkering van eiseres terecht heeft beëindigd per 28 december 2018.
7. Het beroep van eiseres is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Op de zitting heeft de rechtbank partijen gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te komen. Dat kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop het proces‑verbaal van deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Het proces-verbaal van deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.