ECLI:NL:RBMNE:2020:4696
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag rijbewijs wegens gebrek aan vaste woon- of verblijfsplaats in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een Nederlands rijbewijs. Eiser, die zijn aanvraag had ingediend, werd geconfronteerd met de afwijzing van zijn aanvraag door de Algemeen Directeur van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, omdat hij niet kon aantonen dat hij zijn gewone verblijfplaats in Nederland had. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen (BRP) en dat hij niet kon bewijzen dat hij gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar in Nederland verbleef.
Eiser voerde aan dat hij door middel van loonstroken had aangetoond dat hij in Nederland woonde, maar de rechtbank oordeelde dat deze loonstroken onvoldoende bewijs boden voor zijn verblijf in Nederland. De rechtbank benadrukte dat de aanvrager van een rijbewijs zijn gewone verblijfplaats moet hebben in de lidstaat die het rijbewijs afgeeft, en dat eiser niet voldeed aan deze eis. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was, omdat eiser niet kon aantonen dat hij aan de vereisten voldeed.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.