ECLI:NL:RBMNE:2020:4681

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
c/16/501563/FO RK 20-523
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot weigering huwelijk op basis van vermeend schijnhuwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een vrouw en een man die de rechtbank vroegen om vernietiging van een besluit van de ambtenaar van de burgerlijke stand (abs) van de gemeente [naam gemeente]. Dit besluit, genomen op 4 maart 2020, weigerde medewerking aan de aangifte en voltrekking van hun huwelijk, omdat de abs van mening was dat er sprake was van een schijnhuwelijk. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit, terwijl de man de Ghanese nationaliteit heeft. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift van de abs, en heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 25 augustus 2020.

De abs stelde dat de man onjuiste informatie had verstrekt over zijn identiteit en dat er geen reden was gegeven voor het feit dat de man en de vrouw niet samenwoonden, terwijl ze haast hadden om te trouwen. De man en de vrouw hebben echter betoogd dat hun huwelijk oprechte redenen heeft en dat zij van elkaar houden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de abs aanvankelijk goede gronden had om de medewerking te weigeren, er inmiddels nieuwe aanwijzingen waren die erop wezen dat het huwelijk geen schijnhuwelijk was. De rechtbank concludeerde dat de man en de vrouw zich ten tijde van hun verklaringen niet vrij voelden om eerlijk te zijn over hun woonsituatie.

De rechtbank heeft het verzoek van de man en de vrouw om het besluit van de abs te vernietigen toegewezen en het verzoek om de abs in de kosten te veroordelen afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. van den Breemer, griffier. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/501563 / FO RK 20-523
artikel 1:27 BW
Beschikking van 30 september 2020
in de zaak van
[verzoekster sub 1],
wonende te [woonplaats] ,
en
[verzoeker sub 2],
verblijvende in [verblijfplaats] ,
nader te noemen de vrouw respectievelijk de man,
advocaat voorheen mr. [.] , nu mr. H. Tadema,
met als belanghebbende
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND VAN DE GEMEENTE [naam gemeente],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
nader te noemen de abs.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het op 15 april 2020 ter griffie ingediende verzoekschrift en het op 18 augustus 2020 ingekomen verweerschrift van de abs.
1.2.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 25 augustus 2020, in aanwezigheid van de vrouw, de man en hun advocaat. Namens de gemeente [naam gemeente] is mevrouw [A] verschenen.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Bij besluit van 4 maart 2020 heeft de abs geweigerd mee te werken aan de aangifte en voltrekking van het huwelijk tussen de man en de vrouw.
2.2.
De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit en de man heeft de Ghanese nationaliteit.

3.Waar gaat het over?

3.1.
De man en de vrouw hebben de rechtbank verzocht om vernietiging van het besluit van 4 maart 2020 van de abs om niet mee te werken aan aangifte en voltrekking van hun huwelijk, met veroordeling van de abs in de proceskosten en griffierecht.
3.2.
De abs heeft een verweerschrift ingediend.
3.3.
Uit het besluit van 4 maart 2020 van de abs volgt dat de abs weigert om mee te werken aan de aangifte en voltrekking van het huwelijk van de man en de vrouw, omdat naar haar mening sprake is van een schijnhuwelijk en het huwelijk daarom in strijd is met de Nederlandse openbare orde.
De abs heeft aangevoerd dat de vreemdelingenpolitie een onderzoek heeft ingesteld naar de reden van het huwelijk van de man en de vrouw, waarop de vreemdelingenpolitie de abs heeft medegedeeld dat de man -in tegenstelling tot wat hij bij de abs had verklaard- al eerder onder een andere naam en nationaliteit een verblijfsvergunning heef aangevraagd en in vreemdelingendetentie heeft gezeten.
Volgens de abs heeft de man op voor de abs relevante vragen onjuiste informatie verstrekt en informatie niet willen verstrekken. De abs geeft aan niet met zekerheid te kunnen vaststellen dat de man nu wel zijn juiste persoonsgegevens heeft opgegeven. Ook heeft voor de abs een rol gespeeld dat de man en de vrouw geen reden hebben gegeven waarom ze niet bij elkaar in één huis verblijven, maar nu wel haast hebben om met elkaar te trouwen. Ter zitting heeft de abs haar standpunt gehandhaafd. Wel is zij het eens met de man en de vrouw dat de man op basis van zijn Ghanese paspoort zijn identiteit kan aantonen.
3.4.
De man en de vrouw hebben weersproken dat hun voorgenomen huwelijk een schijnhuwelijk is. Zij zeggen te willen trouwen omdat zij van elkaar houden en samen een toekomst willen opbouwen. Ook zeggen zij dat zij ten tijde van het gesprek met de abs wel samenwoonden, maar dat zij toen de politie er bij kwam niemand meer vertrouwden en deze informatie daarom achter hebben gehouden. Volgens de man en de vrouw had de man een geldig Ghanees paspoort en staat de identiteit van de man daarom vast. Verder zijn zij van mening dat een huwelijk geen recht geeft op een verblijfsvergunning en dat ook daarom geen sprake kan zijn van een schijnhuwelijk.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat de abs, op basis van de eerder beschikbare informatie, destijds op goede gronden haar medewerking aan de voltrekking van het huwelijk van de man en de vrouw heeft geweigerd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er sindsdien echter zodanige nieuwe aanwijzingen gebleken, zoals het samenwonen van de man en de vrouw en de omstandigheid dat zij op dit moment nog steeds met elkaar in het huwelijk wensen te treden. Onder deze omstandigheden is het voorgenomen huwelijk geen schijnhandeling enkel gericht op verblijf van de man in Nederland. De rechtbank betrekt daarbij dat voldoende aannemelijk geworden is dat de man en de vrouw zich ten tijde van het opnemen van hun verklaringen onvoldoende vrij hebben gevoeld om eerlijk te verklaren over hun woonsituatie. Ook is ter zitting gebleken dat het Ghanese paspoort van de man voldoende is om de identiteit van de man te kunnen vaststellen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de man en de vrouw om het besluit van de abs te vernietigen dient te worden toegewezen. De rechtbank zal daarom overeenkomstig beslissen. De rechtbank ziet in hetgeen hiervoor is gezegd geen aanleiding om de abs in de kosten te veroordelen, zodat dat verzoek zal worden afgewezen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
vernietigt het besluit van 4 maart 2020 van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] om niet mee te werken aan aangifte en voltrekking van het huwelijk van de man en de vrouw;
4.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. van den Breemer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2020.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.