Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 oktober 2020 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Midden-Nederland
Op 29 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar tegen een verdagingsbeslissing van verweerder. Verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) voor het aanpassen van zijn woning. Deze aanvraag werd op 12 mei 2020 afgewezen. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter had eerder op 3 juli 2020 een verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
In de uitspraak van 29 oktober 2020 oordeelde de voorzieningenrechter dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk was. Dit omdat er tegen het besluit van 11 september 2020, waarin de termijn voor het beslissen op het bezwaar werd verdaagd, geen rechtsmiddel openstond. De voorzieningenrechter verwees naar artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat beslissingen ter voorbereiding van een besluit niet vatbaar zijn voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende rechtstreeks in zijn belang treft. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van een uitzonderingssituatie die een spoedeisend belang rechtvaardigde.
De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek om voorlopige voorziening dan ook niet-ontvankelijk, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.