ECLI:NL:RBMNE:2020:4658

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
16/048927-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de productie en distributie van valse bankbiljetten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 september 2020 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met het vervaardigen en in omloop brengen van valse bankbiljetten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel beoordeeld. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van het medeplegen van het namaken van bankbiljetten en deelname aan een organisatie met criminele doeleinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 januari 2016 tot en met 30 januari 2019 betrokken was bij de productie en distributie van valse bankbiljetten, waarbij hij samen met anderen een aanzienlijk bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een bedrag van € 322.655,62 eiste, beoordeeld aan de hand van de beschikbare bewijsmiddelen en de berekeningen van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdediging voerde aan dat de vordering moest worden afgewezen of gematigd, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte en dat het gevorderde bedrag niet onredelijk was. Uiteindelijk heeft de rechtbank het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 150.000,-, dat de verdachte aan de staat moet betalen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de rol van de verdachte binnen de organisatie en de hiërarchische structuur van de criminele activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/048927-19 (ontneming)
Datum uitspraak: 16 september 2020
Beslissing op de schriftelijke vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 16/048927-19, tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: verdachte of [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 en 19 september 2019, 13 december 2019, 10, 11 en 16 maart 2020, 19 mei 2020 en 16 juni 2020. Het onderzoek is gesloten op 16 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. C. Stroobach, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.DE PROCEDURE

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de schriftelijk ingediende vordering van de officier van justitie ten bedrage van
€ 322.655,62, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder bovenstaand parketnummer, waaruit onder andere blijkt dat [verdachte] op 16 september 2020 door deze rechtbank onder meer is veroordeeld ter zake van – kort gezegd – het vervaardigen van en de handel in valse bankbiljetten tot de in die uitspraak vermelde straf;
  • het rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e 2e lid Sr” van 4 september 2019.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij het eerder ingediende schriftelijk gevorderde bedrag en heeft gevorderd dat [verdachte] de verplichting wordt opgelegd ter zake van ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de staat te voldoen een bedrag van € 322.655,62. De officier van justitie heeft zich hierbij gebaseerd op de uitgangspunten en berekeningen zoals weergegeven in het hiervoor genoemde ontnemingsrapport.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft haar standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegde pleitnota. De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu [verdachte] in de hoofdzaak dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw verweer gevoerd op de berekening en verzocht de ontnemingsvordering te matigen tot (primair) € 7.453,29 dan wel (subsidiair) € 51.903,73.
€ 7.453,29:
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de berekening van het aantal aangeschafte pakken papier onjuist is, nu met de klantenpas van [verdachte] minder pakken papier zijn aangekocht dan wordt gesteld en tevens tot 12 januari 2018 pakken met 250 vel papier zijn aangekocht in plaats van 500 vel, waardoor het totaal aantal aangeschafte vellen papier uitkomt op 162.382 vel in de periode van 15 januari 2016 tot en met 30 januari 2019. Wat betreft de ten laste gelegde periode heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat niet eerder dan 17 november 2017 is gestart met de productie van valse bankbiljetten. In de periode gelegen voorafgaand aan 17 november 2017 is in totaal 66.750 vel papier aangekocht. Het totaal aantal gebruikte vellen ivoorkleurig papier na 17 november 2017 bedraagt dan 95.632. Ten aanzien van het afvalpercentage heeft de raadsvrouw aangevoerd dat dient te worden uitgegaan van 35%. Uitgaande van 95.632 vel ivoorkleurig papier is het afvalpercentage 33.471 vel, waardoor 61.161 vel ivoorkleurig papier en (4.691 minus 1.642 vel papier is) 3.049 vel Chinees papier overblijft. Wanneer deze hoeveelheden worden doorberekend in de opbrengsten (€ 8,14 voor een € 50,- biljet en € 3,26 voor een € 20,-) levert dat een totaalbedrag van € 563.933,20 op. Vervolgens heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het aannemelijk is dat meer dan de gedagvaarde negen personen, in ieder geval nog zeven personen, wederrechtelijk verkregen voordeel hebben genoten. Ook zijn de in de berekening opgenomen kosten niet volledig. De kosten voor de aanschaf van papier worden geraamd op € 4.795,26, terwijl dit moet zijn € 5.599,06. Met betrekking tot de overboekingen naar China van in totaal € 23.923,82 heeft de raadsvrouw geen opmerkingen. Wat betreft de overige kosten (€ 40.753,32) zijn de vervoerskosten, loonkosten, belkosten en verzendkosten wenskaarten niet meegewogen, waardoor het totaal aan gemaakte kosten uit zou moeten komen op € 381.713,80. Wanneer deze kosten worden afgetrokken van de opbrengsten € 563.933,20 is het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel € 182.219,40. Daarbij uitgaande van een periode van 17 november 2017 tot 30 januari 2019 voor [verdachte] , te weten 14,5 maand, maakt een totaal van 354,5 maanden voor alle zestien verdachten tezamen. € 182.219,40 gedeeld door 354,5 maanden is € 514,02 per maand. Dit aantal maal 14,5 maand maakt het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel voor [verdachte] € 7.453,29.
€ 51.903,73:
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat wanneer wordt uitgegaan van een pleegperiode van 15 januari 2016 tot en met 30 januari 2019, zijnde 36,5 maand, dat dit moet worden doorberekend in de hoeveelheid gebruikt ivoorkleurig papier, de opbrengsten en de gemaakte kosten. Rekening houdend met het afvalpercentage van 35% komt het totaal aan gebruikte vellen dan op 105.548 vellen ivoorkleurig papier. De totale opbrengsten komen daarmee op een bedrag van € 917.103,38 en de kosten op een totaalbedrag van € 535.389,58. Het totaal aantal maanden van de negen verdachten (225 maanden) plus de maanden van de op zijn minst zeven andere betrokken personen (154 maanden), geeft een totaalbedrag van € 1.422,02 per maand per verdachte. Dit aantal maal 36,5 maand maakt het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel voor [verdachte] € 51.903,73.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Grondslag
Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 16 september 2020 is [verdachte] , voor zover in deze procedure van belang, veroordeeld ter zake ‘medeplegen van bankbiljetten namaken, met het oogmerk om die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven of te doen geven’, ‘medeplegen van bankbiljetten die hij zelf heeft nagemaakt, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven en te doen uitgeven, verschaffen, in voorraad hebben, vervoeren, doorvoeren en uitvoeren’ en ‘deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven’ in de periode van 15 januari 2016 tot en met 30 januari 2019.
Uit de in dat vonnis gebezigde bewijsmiddelen volgt, dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het in georganiseerd verband produceren en distribueren van valse bankbiljetten. De te beoordelen vordering strekt ertoe dat uit die misdrijven verkregen voordeel wordt geschat en aan de veroordeelde wordt ontnomen.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
De vraag die bij de rechtbank voorligt, is of er voldoende aanwijzingen bestaan, op grond van het strafrechtelijk onderzoek, dat [verdachte] wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van of uit de baten van – kort gezegd – het in georganiseerd verband medeplegen van het vervaardigen van en de handel in vals geld.
Voor zover de raadsvrouw heeft willen bepleiten dat aanzienlijk wederrechtelijk voordeel niet aannemelijk is, nu niet is gebleken van een luxe levensstijl passeert de rechtbank dat verweer. De rechtbank neemt, gelet op de uiterst beperkte informatie die verdachte ter zake heeft verstrekt, de onderzoeksresultaten tot uitgangspunt, zoals die in de navolgende berekening worden betrokken.
De rechtbank komt aan de hand van de in genoemd vonnis vermelde bewijsmiddelen en de uitgangspunten zoals hieronder nader uiteengezet tot het oordeel dat [verdachte] zich gedurende een periode van 15 januari 2016 tot en met 30 januari 2019 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van produceren en distribueren van valse bankbiljetten, uit de baten van welke misdrijven [verdachte] wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank neemt voor de berekening van de verkregen opbrengsten en gemaakte kosten – voor zover hierna niet anders wordt vermeld – slechts deels tot uitgangspunt wat is gerelateerd in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel. Wanneer wordt aangesloten bij de berekening van het rapport zullen daarbij de wettige bewijsmiddelen waarop die berekening berust worden vermeld. [1]
De rechtbank overweegt met betrekking tot de verkregen opbrengsten en de gemaakte kosten het volgende:
Beschikbaar papier:
Voor de productie van valse ‘oude’ € 50,- biljetten met het indicatief EUA0050 C00111 werd printpapier van het merk [firma 1] , type A4 Coloured paper, ivoorkleurig gebruikt. Voor de productie van valse ‘nieuwe’ € 50,- en € 20,- biljetten met het indicatief EUA0050 J00004b en EUA0020 J00004b werd wit printpapier met een gladde en een ruwe zijde gebruikt. [2]
Aankopen [firma 1] (ivoorkleurig papier):
Periode
Aantal pakken ivoorkleurig papier
[verdachte]
05-04-2016 t/m 11-02-2017
58
[mededader 1]
27-07-2016 t/m 30-12-2016
22
[mededader 2]
17-03-2016
4
[bedrijf]
16-11-2016 t/m 12-01-2018
270
[bedrijf]
13-01-2018 t/m 20-06-2018
46
[bedrijf]
21-06-2018 t/m 07-01-2019
119
Totaal
519
In totaal werden dus 519 pakken papier zijnde 259.500 vel ivoorkleurig papier gekocht bij [firma 1] . [3]
Aankoop papier China:
Op 22 november 2018 werd een pakket van 55 kilogram met daarin 10.000 vel wit printpapier zonder coating met meer dan 10% vezel aangekocht uit China voor de productie van ‘nieuwe’ € 50,- en € 20,- biljetten. [4]
Aangetroffen hoeveelheid papier:
Blanco ivoorkleurig papier:
Op diverse plaatsen in de woning van [mededader 3] werd blanco A4 formaat, ivoorkleurig, papier aangetroffen. In totaal werden tien dichte pakketten van elk 500 vel ivoorkleurig papier aangetroffen en één geopend pakket met 466 vel papier. [5] […] In de woning van [mededader 3] werd aldus in totaal 5.466 vel blanco ivoorkleurig papier aangetroffen en in beslag genomen.
Ivoorkleurig papier beschikbaar voor productie van valse biljetten:
Voor de productie van de valse biljetten was beschikbaar de bij [firma 1] aangekochte hoeveelheid ivoorkleurig papier minus het bij de doorzoeking in beslag genomen ivoorkleurig papier:
Bij [firma 1] aangekocht aantal vel ivoorkleurig papier: 259.500
Bij de doorzoeking in beslag genomen ivoorkleurig papier: 5.466 -/-
Totaal beschikbaar voor productie: 254.034
Gezien vorenstaande waren 254.034 vel ivoorkleurig papier van het merk [firma 1] beschikbaar voor de productie van de valse biljetten van € 50,-. [6]
Papier uit China:
Voor de productie van de valse biljetten was beschikbaar het Chinese papier uit 2 dozen, totaal dus 10.000 vel A4 papier minus het bij de doorzoeking in beslag genomen Chinese papier:
Uit China ontvangen aantal vel Chinees papier: 10.000
Bij de doorzoeking in beslag genomen Chinees papier: 3.283 -/-
Totaal beschikbaar voor productie: 6.717
Gezien vorenstaande waren 6.717 vel Chinees papier beschikbaar voor de productie van de valse biljetten.
Aangetroffen valse bankbiljetten:
Tijdens de doorzoeking van de woningen van de verdachten op 30 januari 2017 [naar de rechtbank begrijpt: 2019] werd per indicatief de volgende hoeveelheid aan valse biljetten in beslag genomen:
Indicatief
Valse biljetten
Aantal biljetten
Hoeveel per A4
Verbruikte vellen papier
EUA0050 C00111
€ 50,-
1.652
1
1.652
EUB0020 J00004b
€ 20,-
2.933
3
978
EUB0050 J00004b
€ 50,-
3.144
3
1.048
In bovenstaand schema is per indicatief het aantal in beslag genomen valse biljetten weergegeven. Het ‘oude’ biljet van € 50,- met indicatief EUA0050 C00111) werd per stuk op één vel ivoorkleurig papier gedrukt. Er werden 1.652 ‘oude’ biljetten van € 50,- in beslag genomen. In totaal werden dus 1.652 vel ivoorkleurig papier gebruikt voor de productie van deze in beslag genomen valse biljetten. De ‘nieuwe’ € 20,- en € 50,- biljetten met indicatieven EUB0020 J00004b en EUB0050 J00004b werden per drie op één vel wit Chinees papier gedrukt. Er werden 2.933 biljetten van € 20,- in beslag genomen; hiervoor zijn 978 vel A4 papier verbruikt. [7] Er werden 3.144 biljetten van € 50,- in beslag genomen; hiervoor zijn 1.048 vel A4 papier verbruikt.
In totaal werden dus 1.652 vel ivoorkleurig papier en 2.026 vel Chinees papier gebruikt voor de productie van deze bij de verdachten in de woningen in beslag genomen valse biljetten.
Afvalpercentage:
In het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel wordt aan de hand van de op 30 januari 2019 aangetroffen vuilniszakken met daarin versneden papier en reststukken in de papierversnipperaar de volgende berekening gemaakt ten behoeve van het afvalpercentage:
Wit Chinees papier:
Per 500 vel weegt het wit Chinees papier 2.814,36 gram. Een vel wit Chinees papier weegt dus 5,63 gram. In de papierversnipperaar zat 120 gram wit Chinees papier. In de vuilniszak C.02.02.008 zaten twaalf delen van biljetten van € 20,-, hetgeen ruim gerekend vier vellen papier betreffen. Vier vellen maal 5,63 gram betreft 22,52 gram afval aan Chinees wit papier. In vuilniszak C02.02.017 werden de snijresten van ongeveer 2,5 pak Chinees papier aangetroffen. 2,5 pak maal 2.814,36 gram betreft 7.035,90 gram. Omdat het aangetroffen snijafval van het wit Chinees papier overeenkwam met ongeveer 2,5 pak papier en vier vellen papier, wat gelijk is aan 7058,42 gram en er 120 gram wit Chinees papier werd aangetroffen, werd het percentage grondstofverlies bij het drukken en snijden als volgt berekend: 120 : 7058,42 / 100 = 1,7%. Het geschatte percentage grondstofverlies bij het drukken en snijden van de ‘nieuwe’ biljetten van € 50,- en € 20,- bedraagt aldus het rapport 1,7%.
Ivoorkleurig [firma 1] papier:
Per 500 vel weegt het ivoorkleurig papier 2.497,33 gram. Een vel ivoorkleurig papier weegt dus 4,99 gram. In de papierversnipperaar zat 485 gram ivoorkleurig papier. In de vuilniszak C02.02.008 werden snijresten van ruim vier tot bijna vijf pakken ivoorkleurig papier van [firma 1] aangetroffen. Vijf pakken maal 2.497,33 gram betreft 12.486,65 gram. In de vuilniszak C02.02.010 werden eveneens snijresten voor ongeveer vijf pakken ivoorkleurig papier aangetroffen, hetgeen 12.486,65 gram betreft. In de vuilniszak C02.02.017 werden de snijresten van ruim twee pakken aangetroffen, hetgeen een totaalgewicht oplevert van 4994,66 gram. Dit alles bij elkaar opgeteld betreft twaalf pakken ivoorkleurig papier met een totaalgewicht van 29.967,96 gram. Gezien het aangetroffen snijafval van het ivoorkleurig papier overeenkwam met ongeveer twaalf pakken papier, wat gelijk is aan 29.967,96 gram en er 485 gram versnipperd ivoorkleurig papier werd aangetroffen, werd het percentage grondstofverlies bij het drukken en snijden als volgt berekend: 485 : 29.967,96 / 100 = 1,6%. Het geschatte percentage grondstofverlies bij het drukken en snijden van de ‘oude’ biljetten van € 50,- bedraagt aldus het rapport 1,6%.
Met inachtneming van een gering productieverlies door het foutief plakken van de hologramstickers, wordt het afvalpercentage uiteindelijk geschat op 5%.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt deze berekening niet de conclusie dat het afvalpercentage over de gehele productieperiode 5% bedroeg.
Allereerst kan niet zonder meer worden vastgesteld dat het papier in de vuilniszakken en het papier in de papierversnipperaar overeenkomt, hetgeen impliceert dat van de gebruikte pakken papier de snijresten in de vuilniszakken zijn aangetroffen en mislukte biljetten in de papierversnipperaar. Met de raadsvrouw van [verdachte] is de rechtbank van oordeel dat uit de foto’s op pagina’s 1785, 1789 en 1794 blijkt dat tevens mislukte biljetten zijn aangetroffen tussen de snijresten in de vuilniszakken en dat daardoor niet zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat hetgeen in de papierversnipperaar is aangetroffen gelijk kan worden gesteld met het totaal aantal mislukte biljetten. Verder is naar het oordeel van de rechtbank het vastgestelde afvalpercentage aan de hand van wat op 30 januari 2019 is aangetroffen niet representatief voor de totale productieperiode. Het moment van de inval op 30 januari 2019 is het moment dat de productie van valse bankbiljetten het meest was doorontwikkeld. De rechtbank acht het aannemelijk dat in de beginperiode vaker sprake zal zijn geweest van mislukte biljetten en dat het productieproces in de loop der tijd zal zijn verbeterd Eenzelfde redenering gaat op voor het vervolgens plakken van de hologramstickers op de juist gedrukte biljetten. Het slechts uitgaan van de hoeveelheid afval die op 30 januari 2019 is aangetroffen en daaruit een afvalpercentage afleiden, geeft daarom een vertekend beeld.
De rechtbank acht de verklaring van medeverdachte [mededader 3] ten aanzien van het productieproces en het daarbij behorende afvalpercentage onaannemelijk, gelet op het hiervoor overwogene en nu dit niet overeenkomt met de aangetroffen goederen op de productielocatie [8] en de tap- en OVC-gesprekken, waaruit onder meer is gebleken dat ‘men’ zeer tevreden was met de door [mededader 3] geproduceerde biljetten. [9]
Nu de rechtbank verder geen aanknopingspunten heeft om het afvalpercentage te berekenen, zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en het afvalpercentage vaststellen op 20%.
Productie:
Percentage ‘nieuwe’ biljetten van € 20,- en € 50,-:
Tijdens de doorzoekingen van de woningen van de verdachten op 30 januari 2019 werden 2.933 “nieuwe” biljetten van € 20,- in beslag genomen en 3.144 “nieuwe” biljetten van € 50,. Uit deze hoeveelheden is het mogelijk een percentage geproduceerde biljetten van € 20,- ten opzichte van biljetten van € 50,- te berekenen. Dit levert de volgende percentages op van de totaal inbeslaggenomen hoeveelheid:
  • Nieuwe biljetten van € 20,- : 48,26%;
  • Nieuwe biljetten van € 50,- : 51,74%.
Indicatief
Valse biljetten
Aantal biljetten
Percentage
EUB0020 J00004b
€ 20,-
2.933
48%
EUB0050 J00004b
€ 50,-
3.144
52%
Totaal:
6.077
100%
Percentage uit Analyse DNB:
Door De Nederlandsche Bank werd op 25 juni 2019 een rapportage aangeleverd met betrekking tot de indicatieven EUA0050 C00111 (“oude” € 50,- biljetten), EUB0020 J00004b (“nieuwe” € 20,- biljetten) en EUB0050 J0004b (“nieuwe” € 50,- biljetten). Sinds december 2018 werden de “nieuwe” biljetten van € 20,- en € 50,- aangetroffen. Het aantal aangetroffen exemplaren in de periode december 2018 tot en met mei 2019 bedraagt:
Indicatief
Valse biljetten
Aantal biljetten
Percentage
EUB0020 J00004b
€ 20,-
1.053
37%
EUB0050 J00004b
€ 50,-
1.765
63%
Totaal
2.818
100%
Het percentage Chinees papier dat gebruikt werd voor de productie van de “nieuwe” valse biljetten van € 50,- bedroeg dan 63% en van € 20,- bedroeg dan 37%. [11]
Geproduceerde verkochte biljetten en papierkosten:
Gebruikt papier:
Ivoorkleurig papier
Aantal vel A4 papier
Aangekocht bij [firma 1]
259.5
IBN blanco ivoorkleurig papier
5.466
-/-
Beschikbaar
254.034
IBN oude biljetten
1.652
-/-
Totaal gebruikt voor productie
252.382 [12]
Chinees papier
Aantal vel A4 Papier
2 dozen
10
IBN blanco Chinees papier
3.283
-/-
Beschikbaar
6.717
IBN Oude biljetten (drie per A4 is 6077 biljetten gedeeld door drie
2.026
-/-
Totaal gebruikt voor productie
4.691 [13]
Rekening houdend met afvalpercentage van 20%:
Ivoorkleurig papier
Aantal vel A4 papier
Totaal gebruikt voor productie
252.382
20% afvalpercentage
50.476
-/-
Totaal gebruikt voor productie verkochte biljetten
201.906
Chinees papier
Aantal vel A4 papier
Totaal gebruikt voor productie
4.691
20% afvalpercentage
938
-/-
Totaal gebruikt voor productie verkochte biljetten
3.753
Percentage ‘nieuwe’ € 50,- en € 20,- biljetten:
In totaal kon 3.753 vel Chinees papier gebruikt worden voor de productie van de “nieuwe” valse biljetten. Rekening houdend met genoemde percentages werden de volgende aantallen “nieuwe” 50 euro en 20 euro biljetten geproduceerd:
Indicatief ‘nieuwe’ biljetten
Valse biljetten
Totaal beschikbaar vel A4
Percentage
Beschikbaar vel A4 per 20 en 50 euro
Aantal geproduceerde biljetten (3 per A4)
EUB0020 J00004b
€ 20,-
3.753
37%
1.388
4.164
EUB0050 J00004b
€ 50,-
3.753
63%
2.364
7.092
Totaal
100%
3752
11.256
Verkoopprijs:
Gemiddelde verkoopprijs € 50,- biljetten:
De berekende gemiddelde verkoopprijs van € 8,14 per vervalst € 50,- biljet ligt onder de verkoopprijs van de Darkweb selectie (€ 11,46). Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is deze lagere gemiddelde verkoopprijs in het voordeel van de verdachten. Derhalve zal voor de berekening van het genoten voordeel de verkoopprijs van € 8,14 per vervalst € 50,- biljet worden aangehouden.
Gemiddelde verkoopprijs € 20,- biljetten:
Uit het onderzoek is niet naar voren gekomen welk bedrag de verdachten gemiddeld ontvingen voor een vervalst 20 euro biljet. Alleen de gemiddelde verkoopprijs van de Darkweb advertenties van € 5,58 is bekend. Derhalve is er voor gekozen om hetzelfde percentage van de waarde van het biljet van 20 euro aan te houden als bij de biljetten van 50 euro. (€8,14 is 16,28% van € 50,00) 16,28 % van 20 euro is € 3,26. Derhalve zal voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel de verkoopprijs van € 3,26 per vervalst 20 euro biljet worden aangehouden. [14]
Totale opbrengst:
Indicatief
Valse bankbiljetten
Aantal geproduceerde bankbiljetten
Gemiddelde prijs per bankbiljet
Totaal
EUA0050 C00111
€ 50,-
201.906
€ 8,14
€ 1.643.514,84
EUB0020 J00004b
€ 20,-
4.164
€ 3,26
€ 13.574,64
EUB0050 J00004b
€ 50,-
7.092
€ 8,14
€ 57.728,88
Totaal
€ 1.714.818,36
Kosten:
Overboekingen China:
In de periode 15 januari 2016 tot en met 3 december 2018 werden meermalen door [verdachte] , [mededader 1] , [mededader 2] , [mededader 4] , [mededader 5] en [mededader 6] via de Western Union of Travelex NV geldbedragen verzonden naar een begunstigde in China. […] Gezien vorenstaande werden door de voornoemde personen materialen als papier en hologramstickers, die nodig waren voor de productie van valse biljetten (deels) in China besteld. In totaal werd door de verdachten een bedrag van € 23.923,82 verzonden naar China. [15]
Aankopen ivoorkleurig papier van [firma 1]:
In onderstaand schema zijn de door [firma 1] verstrekte gegevens weergegeven:
Naam klantenkaart of persoon
Periode
Ivoorkleurig papier aantal pakken van 500 vel
Totaal prijs
[mededader 2]
17 maart 2016
4
€ 30,88
[bedrijf] , [verdachte] en [mededader 1]
5 april 2016 tot en met 12 januari 2018
350
€ 3.259,19
[bedrijf]
13 januari 2018 tot en met 20 juni 2018
46
€ 390,54
[bedrijf]
21 juni 2018 tot en met 7 januari 2019
119
€ 946,71
Totaal
519
€ 4.627,32
BTW 21%
€ 971,74
Totaal incl. BTW
€ 5.599,06
De totale kosten voor ivoorkleurig papier voor de productie van ‘oude’ bankbiljetten van € 50,- bedroeg € 5.599,06. [16]
Kosten printercartridges [firma 1]:
Klantenkaart
Periode
Cartridge kleur
Aankoop bedrag
Cartridge zwart
Aankoop bedrag
[bedrijf] , [verdachte] en [mededader 1]
5 april 2016 tot en met 12 januari 2018
727
€ 16.375,65
72
€ 1.428,39
[bedrijf]
13 januari 2018 tot en met 20 juni 2018
95
€ 1.805,-
8
€ 182,32
[bedrijf]
21 juni 2018 tot en met 7 januari 2019
200
€ 3.800,-
24
€ 473,61
Totaal
1022
€ 21.980,65
103
€ 2.084,32
BTW 21%
€ 4.615,94
€ 437,71
Totaal incl. BTW
€ 26.596,59
€ 2.522,03
De verdachten hebben in de periode van 5 april 2016 tot en met 7 januari 2019, bij [firma 1] , in totaal 1125 printercartridges gekocht voor een totaalbedrag van € 29.118,62. [17]
Kosten printercartridges [firma 2]:
De verdachten hebben in de periode van eind november 2018 tot en met 30 januari 2019 mogelijk 67,5 cartridges gebruikt van € 4,99 per stuk. In totaal werd dan € 336,83 aangeschaft aan printercartridges bij [firma 2] . [18]
Kosten schakelaar twee usb-poorten:
De verdeler is gebruikt voor het productieproces, derhalve wordt een geschat bedrag van € 50,- aan kosten meegenomen. [19]
Kosten printers:
Voor het productieproces van de ‘oude’ biljetten van € 50,- werden de kleine printers gebruikt van het merk Canon, type MP495. […] Tijdens de doorzoeking werd een opstelling van acht printers aangetroffen. Mogelijk hebben de verdachten tijdens de onderzoeksperiode van 1 januari 2016 tot en met 30 januari 2019 aldoor gebruik gemaakt van acht printers tegelijk. [mededader 3] verklaarde dat de printers vaak stuk gingen. Uit de tapgesprekken en het verhoor van [mededader 3] is naar voren gekomen dat de printers werden aangeschaft via Marktplaats. [mededader 3] had via Marktplaats een printer aangekocht voor € 20,-. […] Gezien de onderzoeksperiode van januari 2016 tot januari 2019 is uitgegaan van drie jaar. In drie jaar werden dan drie maal zestien printers van € 20,- per stuk gebruikt, dit is in totaal een bedrag van € 960,-. [20]
Kosten laptops en programma’s:
Tijdens de doorzoeking van de woning van [mededader 3] werd alle apparatuur, waaronder twee laptops met programma’s die gebruikt werden voor de productie van de valse biljetten, in beslag genomen. Het is onbekend wat de aanschafwaarde van de programma’s was die op de laptops geïnstalleerd waren. Er gelden geen afschrijfkosten voor dergelijke programma’s. […] Gezien de verklaring van [mededader 3] werd een van de twee laptops gebruikt voor de nieuwe briefjes van € 20,- en € 50,-. Deze waren sinds november pas in productie. Gezien de korte tijd werd voor deze laptop geen afschrijving toegepast. De andere laptop is mogelijk al vanaf het begin in gebruik. […] Derhalve wordt het bedrag van afschrijving voor één laptop voor de onderzoeksperiode geschat op € 1000,-. [21]
Kosten wenskaarten:
Het aankoopbedrag van € 400,- voor de aangekochte partij wenskaarten dient als kosten voor de wenskaarten en enveloppen te worden meegenomen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. [22]
Aankopen [firma 1] van labelprinters en labels:
Periode
Labels
Bedrag
Label printer
Bedrag
[verdachte]
05-04-2016 t/m 11-02-2017
1
€ 55,99
1
€ 89,99
[mededader 1]
27-06-2016 t/m 30-12-2016
[mededader 2]
17-03-2016
[bedrijf]
16-11-2016 t/m 12-01-2018
[bedrijf]
13-01-2018 t/m 20-06-2018
12 stuks
€ 234,68
1
€ 85,99
[bedrijf]
21-06-2018 t/m 07-01-2019
12 stuks
€ 257,68
1
€ 85,99
Totaal ex BTW
€ 548,35
€ 261,67
BTW 21%
€ 115,15
€ 55,02
Totaal incl. BTW
€ 663,50
€ 316,99 [23]
Labelprinters:
De kosten van € 316,99 voor de labelprinters worden als kosten meegenomen in de berekening. [24]
Adreslabels:
In de periode 13 januari 2018 tot en met 7 januari 2019 werd voor € 663,50 aan labels gekocht bij [firma 1] . Voor de periode 1 januari 2016 tot en met december 2017 zal een geschat bedrag van € 1.200,- worden aangehouden voor de kosten aan adreslabels. […] Het totale bedrag van € 1.863,50 zal als kosten voor labels worden meegenomen in de berekening.
Verzendkosten wenskaarten:
In aanvulling op de berekening is de rechtbank van oordeel dat de verzendkosten van de wenskaarten als kostenpost moet worden betrokken in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Uit het dossier valt op te maken dat door [mededader 1] en [mededader 4] op 13 september 2018 ¾ van een partij van 20.000 tot 25.000 stuks wenskaarten hebben aangekocht. [25] Bij de verdachten zijn bij de doorzoekingen enkele duizenden wenskaarten aangetroffen. Met de raadsvrouw van [verdachte] is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval 10.000 wenskaarten zijn verstuurd tegen een bedrag van € 1,66 tot € 2,80 per verstuurde brief. Uitgaande van een gemiddelde van € 2,23 bedragen de verzendkosten € 22.300,-.
Belkosten:
Ook is de rechtbank van oordeel dat de belkosten moeten worden meegenomen in het totaal van gemaakte kosten. De verdachten hebben onderling veel contact gehad, waarvoor zij belkosten hebben gemaakt. Met de raadsvrouw van [verdachte] is de rechtbank van oordeel dat de verdachten minimaal € 20,- per maand aan belkosten hebben gehad. Verder acht de rechtbank aannemelijk dat meer personen dan de negen verdachten die in het onderzoek 26Tulipa zijn gedagvaard betrokken zijn geweest bij de productie en distributie van vals geld, waarover hierna meer. Uitgaande van een totaal van zestien personen, waarbij iedereen gemiddeld twee jaar betrokken is geweest, worden de belkosten geschat op € 7.680,-.
Loonkosten:
Door de raadsvrouw is nog aangevoerd dat er rekening moet worden gehouden met loonkosten indien de rechtbank ervan uit gaat dat [verdachte] de leiding zou hebben gehad. De rechtbank zal dit verweer passeren aangezien loonkosten op geen enkele manier aannemelijk zijn gemaakt en de posities binnen de organisatie door de rechtbank in het navolgende, bij de toerekening per verdachte, meegenomen wordt.
Totale kosten:
Soort kosten
Kosten
Overboekingen China
€ 23.923,82
Papier [firma 1]
€ 5.599,06
Printer cartridges [firma 1]
€ 29.118,62
Printer cartridges [firma 2]
€ 336,83
Schakelaar / verdeler
€ 50,-
Printers
€ 960,-
Laptops
€ 1000,-
Wenskaarten
€ 400,-
Labelprinters
€ 316,99
Adreslabels
€ 663,50
Verzendkosten wenskaarten
€ 22.300,-
Belkosten
€ 7.680,-
Totaal
€ 92.348,82
Wederrechtelijk verkregen voordeel:
Opbrengsten: € 1.714.818,36
Kosten: € 92.348,82 -/-
Wederrechtelijk verkregen voordeel: € 1.622.469,54
De rechtbank schat aldus het wederrechtelijk verkregen voordeel op het bedrag van € 1.622.469,54.
Het aan [verdachte] toe te rekenen deel van dat voordeel:
De rechtbank houdt in de strafzaak [verdachte] tezamen met anderen verantwoordelijk voor het in georganiseerd verband vervaardigen en in omloop brengen van valse bankbiljetten. Indien meer personen betrokken zijn bij hetzelfde feitencomplex, heeft als uitgangspunt te gelden dat eenieder daadwerkelijk voordeel heeft genoten. In beginsel wordt dat voordeel, zoals door de officier van justitie ook is gevorderd, evenredig verdeeld naar gelang ieders betrokkenheid over een bepaalde periode in het geval niet is gebleken van aanwijzingen voor een andere verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
[verdachte] en zijn mededaders hebben geen inzicht gegeven, of een in het licht van de bewijsmiddelen onaannemelijke en niet verifieerbare verklaring afgelegd over de verdeling van de uit het produceren en distribueren van valse bankbiljetten verkregen voordeel. Daarmee is aannemelijk dat [verdachte] en zijn mededaders gezamenlijk wederrechtelijk verkregen voordeel hebben genoten. De rechtbank acht evenwel niet aannemelijk geworden dat [verdachte] en zijn mededaders de hiervoor berekende opbrengsten en daarmee samenhangende winst evenredig hebben verdeeld overeenkomstig de periode van betrokkenheid per verdachte. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat bij een dergelijke criminele organisatie met het oogmerk het vervaardigen en in omloop brengen van valse bankbiljetten er in de regel sprake is van een onderlinge hiërarchische verhouding, enigszins vergelijkbaar met een bedrijfsstructuur. In de bovenwereld geldt als regel dat degene die bestuurt of anderen aanstuurt een hogere financiële beloning toevalt, dan degene die op de werkvloer doende is, of aan op die werkvloer verrichte werkzaamheden te relateren hand- en spandiensten verricht. Er is in het algemeen geen reden om aan te nemen dat die beloningsregel niet ook voor in de onderwereld opererende organisaties geldt. Daaraan dient daarom ook een andere wijze van verdeling van voordeel dan naar evenredigheid te worden gerelateerd. Bij gebrek aan concrete aanwijzingen over de onderlinge verdeling van het feitelijk wederrechtelijk verkregen voordeel zal de rechtbank het vermoedelijke voordeel ook in de sleutel van die verdeling dienen te schatten en derhalve geen evenredige verdeling toepassen, in welk verband als volgt wordt overwogen.
Zoals in het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 16 september 2020 is overwogen, was [verdachte] betrokken bij de productie en handel in vals geld door de betreffende organisatie met dit oogmerk aan te sturen en nauw betrokken te zijn bij het productieproces. [verdachte] heeft samen met [mededader 1] onder meer de productielocatie opgezet, zij voorzagen deze locatie van de benodigde grondstoffen en distribueerden de valse bankbiljetten binnen de organisatie. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat hij in die hoedanigheid een aanzienlijk groter voordeel uit de door de organisatie behaalde opbrengsten genoot dan andere deelnemers van de criminele organisatie, zoals de verschillende personen die de biljetten voorzagen van hologramstickers en/of de biljetten verkochten. De inhoud van het dossier, waaruit onder meer blijkt dat [verdachte] over grote hoeveelheden (contant) geld beschikte [26] , biedt bovendien daarmee in samenhang bezien een op de onderhavige zaak toegesneden houvast. Verder is de rechtbank van oordeel dat naast [verdachte] , [mededader 1] , [mededader 3] , [mededader 2] , [mededader 4] , [mededader 6] , [mededader 7] , [mededader 5] en [mededader 8] op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat minimaal zeven andere personen betrokken zijn geweest bij de productie dan wel distributie van de door de organisatie nagemaakte bankbiljetten.
Hoewel de in de strafzaak bewezenverklaarde periode per verdachte in beginsel een goede indicatie geeft van de periode dat iemand betrokken is geweest bij het vervaardigen en in omloop brengen van valse bankbiljetten, bevat het dossier en de daaraan ontleende bewijsmiddelen tevens aanwijzingen bij enkele verdachten voor betrokkenheid bij de organisatie voorafgaand aan de ten laste gelegde periode. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat een berekening louter op basis van het aantal maanden betrokkenheid geen goede weergave biedt voor het per verdachte genoten voordeel, nu hierbij geen rekening wordt gehouden met de hiërarchische verdeling binnen de organisatie.
Gelet op dit alles – rekening houdend met het totaal aan wederrechtelijkvoordeel verkregen door de organisatie en de rol van [verdachte] daarin – en bij gebrek aan concrete aanwijzingen over de onderlinge verdeling van het feitelijk verkregen wederrechtelijk voordeel schat de rechtbank de verdiensten van [verdachte] op een bedrag van € 150.000,-.
De verplichting tot betaling / draagkracht
De rechtbank zal derhalve de vordering van de officier van justitie, zijnde deze vordering ook overigens op de wet gegrond, toewijzen tot het bedrag van € 150.000,-, de vordering voor het overige afwijzen en aan [verdachte] de verplichting tot betaling aan de staat opleggen van dat bedrag. De rechtbank ziet in wat is komen vast te staan over de huidige en de redelijkerwijs te verwachten toekomstige financiële omstandigheden van [verdachte] geen aanleiding om dit ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te betalen bedrag te matigen. Daarbij komt, dat een daartoe strekkend verweer niet is gevoerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat vast op
€ 150.000,-;
- legt aan [verdachte] de verplichting op om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen een bedrag van € 150.000,-;
- wijst de vordering voor het overige af;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:125 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op drie (3) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. H. den Haan en W.S. Ludwig, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 september 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 juni 2019 met als laatste aanvulling op 24 februari 2020, genummerd PL0900-2017289121 (einddossier) en 201806211507.10476 (financieel dossier), opgemaakt door politie Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, doorgenummerd 1 tot en met 3556 (einddossier) en 1 tot en met 2158 (financieel dossier). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1833, financieel dossier.
3.Pagina 1834, financieel dossier.
4.Pagina 256, einddossier en pagina 1841, financieel dossier.
5.Pagina 1834, financieel dossier.
6.Pagina 1835, financieel dossier.
7.Pagina 1838, financieel dossier.
8.Pagina 621, einddossier.
9.Pagina 2890, einddossier.
10.Pagina 1839, financieel dossier.
11.Pagina 1840, financieel dossier.
12.Pagina 1841, financieel dossier.
13.Pagina 1842, financieel dossier.
14.Pagina 1924, financieel dossier.
15.Pagina 1769, 1771 en 1773, financieel dossier.
16.Pagina 1841, financieel dossier.
17.Pagina 1879, financieel dossier.
18.Pagina 1880, financieel dossier.
19.Pagina 1885, financieel dossier.
20.Pagina 1885, financieel dossier.
21.Pagina 1886, financieel dossier.
22.Pagina 1887, financieel dossier.
23.Pagina 1887, financieel dossier.
24.Pagina 1887, financieel dossier.
25.Pagina 444, einddossier.
26.Pagina’s 237, 266-268, einddossier en pagina’s 365-369, financieel dossier.