ECLI:NL:RBMNE:2020:465

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
16/241123-19, 16-236942-19 en 16/123115-18 (TUL) (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake bewezenverklaring van bedreiging, vernieling en wederspannigheid met verzoek om TBS-maatregel

Op 11 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad een tussenbeslissing genomen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988 en momenteel gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad. De rechtbank heeft de vier tenlastegelegde feiten bewezen verklaard, waaronder twee bedreigingen, vernieling en wederspannigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 oktober 2019 te Swifterbant [slachtoffer 1] heeft bedreigd met brandstichting en zich met geweld heeft verzet tegen de aanhouding door de politie. Daarnaast heeft hij op 27 juli 2019 te Almere [slachtoffer 2] bedreigd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen in overweging genomen, maar wenst nader geïnformeerd te worden over de mogelijkheden van een TBS-maatregel met voorwaarden. De rechtbank heeft daarom het onderzoek heropend en een maatregelenrapportage door de reclassering bevolen. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte gehandhaafd, gezien de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft de zaak geschorst en zal op een later moment het onderzoek hervatten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/241123-19, 16-236942-19 en 16/123115-18 (TUL) (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
momenteel gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad te Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Zijlstra en van hetgeen verdachte en diens raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Doorn, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/241123-19:
1.

op 6 oktober 2019 te Swifterbant [slachtoffer 1] heeft bedreigd;

2.

op 6 oktober 2019 te Swifterbant zich met (bedreiging met) geweld heeft verzet tegen de ambtenaren in functie [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bij zijn aanhouding;

3.

op 6 oktober 2019 te Swifterbant de brievenbus van [slachtoffer 1] heeft vernield;

Parketnummer 16/236942-19 (hierna: feit 4):
op 27 juli 2019 te Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd.
De rechtbank nummert het bij de dagvaarding met parketnummer 16/236942-19 ten laste gelegde feit als feit 4.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen t.a.v. feit 1, 3 en 4
De onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze feiten bekend. Er is geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 oktober 2019, genummerd PLO900-2019299344-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 1] , pagina 26 en 27 van het dossier;
Ten aanzien van feit 3:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 oktober 2019, genummerd PLO900-2019299344-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 1] , pagina 26 en 27 van het dossier;
Ten aanzien van feit 4:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 juli 2019, genummerd PL0900-2019225016-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 2] , pagina 1 en 2 van het dossier.
Bewijsmiddel t.a.v. feit 2
Verbalisanten [verbalisant 1] , hoofdinspecteur van politie Eenheid Midden-Nederland, en [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, hebben gerelateerd dat zij op 6 oktober 2019 in Swifterbant waren. Zij hebben verdachte daar aangehouden op
grond van de Wet op de Identificatieplicht. [verbalisant 1] pakte verdachte bij zijn linkerhand en [verbalisant 2] pakte verdachte bij zijn rechterhand en arm. Zij voelden direct dat verdachte zich aanspande, zijn armen naar zijn borst trok, weg van de richting waarin zij zijn armen bewogen. [1]
Op grond van voornoemd bewijsmiddel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de ambtenaren in functie [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bij zijn aanhouding.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 6 oktober 2019 te Swifterbant [slachtoffer 1] heeft bedreigd met brandstichting door een brandende aansteker bij papier te houden nabij de brievenbus van de woning van die [slachtoffer 1] en een vloeistof door de brievenbus naar binnen te spuiten en te zeggen "als je me niet binnen laat dan steek ik het huis in brand";
feit 2
op 6 oktober 2019 te Swifterbant zich met geweld heeft verzet tegen de ambtenaren,
[verbalisant 1] , inspecteur van Politie Eenheid Midden-Nederland en [verbalisant 2] , hoofdagent van Politie Eenheid Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte op grond van de Wet Identificatieplicht door zijn lichaam aan te spannen en zijn armen te bewegen in een andere richting dan waarin de verbalisanten zijn armen bewogen;
feit 3
op 6 oktober 2019 te Swifterbant opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield;
feit 4
op 27 juli 2019 te Almere, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je steken, ik ga je afmaken", terwijl hij, verdachte, een mes in zijn handen had, en
- aan die [slachtoffer 2] via WhatsApp een bericht te versturen met de tekst: "Ik prik je lek".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
bedreiging met brandstichting.
Ten aanzien van feit 2:
wederspannigheid.
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is een Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek opgemaakt d.d.
14 december 2019, door M. Shashtawy, GZ-psycholoog. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het psychologisch onderzoek omdat hij zei al te weten wat er uit het onderzoek zou komen. Hij verwachtte dat de omstandigheden waarin hij zich bevond, geen correct beeld van hem zouden geven. De psycholoog heeft om die reden niet kunnen onderzoeken of bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling en hoe dit was ten tijde van het tenlastegelegde.
Over verdachte is verder een Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek opgemaakt d.d.
23 januari 2020, door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus. Aan het psychiatrisch onderzoek heeft verdachte wel meegewerkt. De psychiater heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten een stoornis in het gebruik van cannabis. Ook is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken. Bij het ten laste gelegde speelde de persoonlijkheids-stoornis een belangrijke rol. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusie van het Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek over, maakt die tot de hare, en is dan ook van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is overigens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een maatregel terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging, niet gemaximeerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte hulp wil om zijn problemen aan te pakken. De verdediging heeft verzocht te beslissen dat behandeling en begeleiding in een ambulant kader zullen geschieden. Uit het rapport van de psychiater volgt dat met een ambulante behandeling kan worden volstaan indien het de reclassering lukt om de diverse levensgebieden op korte termijn te organiseren. Dit is, volgens de verdediging, bevestigd door de reclassering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en/of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1] (zijn ex-vriendin en moeder van zijn kinderen) en [slachtoffer 2] (zijn broertje). In het geval van [slachtoffer 1] heeft verdachte tijdens een ruzie gedreigd haar huis in brand te steken en daarbij een brandende aansteker bij papier gehouden nabij de brievenbus en een vloeistof naar binnen gespoten, waarvan zij op dat moment dacht dat het brandbaar was. [slachtoffer 1] bevond zich achter de voordeur en hun kinderen waren in de woning. Met zijn handelen heeft verdachte bij [slachtoffer 1] en hun kinderen voor gevoelens van angst en onveiligheid gezorgd. Datzelfde heeft hij veroorzaakt bij zijn broertje door met een mes in zijn hand te dreigen hem te steken en te doden en hem nadien nog eens te bedreigen via de telefoon. Voorts heeft verdachte de brievenbus van zijn ex-vriendin vernield. Dit is een hinderlijk feit. Door zich vervolgens op de bewuste 6 oktober 2019 met geweld te verzetten tegen zijn aanhouding heeft verdachte het werk van politieambtenaren onnodig moeilijker en gevaarlijker gemaakt dan dit al is.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 24 december 2019 betreffende verdachte. Verdachte is meerdere keren veroordeeld voor huiselijk geweld. Gebleken is dat verdachte ten tijde van het plegen van deze delicten nog in een proeftijd liep van een veroordeling uit 2018.
De rechtbank heeft ook geslagen op het advies van de psychiater in het hiervoor onder punt 7 van dit vonnis genoemde rapport. De psychiater concludeert dat behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk zijn om de kans op herhaling binnen aanvaardbare grenzen te krijgen. Eerdere ambulante interventies hebben onvoldoende resultaten opgeleverd. De psychiater acht een steviger maatregel noodzakelijk. De psychiater geeft aan dat wanneer het de reclassering lukt om de diverse levensgebieden op korte termijn te organiseren, hij een klinisch traject niet nodig acht. In dat geval zou een ambulante interventie volstaan waarbij tegemoet wordt gekomen aan de werklust van verdachte, wat als een beschermende factor wordt beschouwd. De psychiater adviseert een TBS-maatregel met de volgende voorwaarden op te leggen: een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer 1] , behandeling in een ambulante setting (indien de levensgebieden zijn georganiseerd), onthouding van drugs en een langdurig toezicht door de reclassering.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 24 januari 2020, uitgebracht door J. Hoekstra, reclasseringswerker. De reclassering constateert dat verdachte geregeld niet in staat is zijn impulsen te beheersen. Een reclasseringstoezicht en een behandeling bij De Waag hebben hierin tot op heden geen verandering kunnen brengen. De Waag heeft zich genoodzaakt gezien de behandeling te stoppen omdat verdachte zijn afspraken geregeld niet nakwam en er twijfels waren over zijn verdere leerbaarheid. Het risico op recidive wordt hoog ingeschat. De reclassering heeft kennisgenomen van het advies waarin een TBS-maatregel met voorwaarden waarin ambulante behandeling gericht op de persoonlijkheidsproblemen is geadviseerd en begeleiding op praktische gebieden zoals huisvesting en financiën. De reclassering zal hiervoor de samenwerking zoeken met verschillende instellingen. Ook zal (op termijn) ondersteuning worden georganiseerd aangaande het problematisch cannabisgebruik van verdachte. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod, locatieverbod (met politietoezicht), schuldhulp-verlening en middelencontrole.
De straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van de feiten, de justitiële documentatie van verdachte, de inhoud van het rapport van de psychiater en het reclasseringsadvies is de rechtbank van oordeel dat verdachte intensieve behandeling en begeleiding nodig heeft. Dit wordt door verdachte ook erkend. Hij heeft verklaard hiervoor open te staan. De vraag die voorligt is in welke modaliteit de behandeling en begeleiding dienen plaats te vinden.
Naar het oordeel van de rechtbank is behandeling en begeleiding in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel niet toereikend om het recidivegevaar te verminderen. De rechtbank is overtuigd van het voornemen van verdachte om zich in te zetten voor behandeling en begeleiding, maar meent dat een zeer stevig vangnet nodig is dat er voor zorgt dat als verdachte om wat voor reden dan ook afhaakt, de behandeling en begeleiding zullen worden ingezet dan wel voortgezet. De rechtbank acht in het onderhavige geval het opleggen van een TBS-maatregel noodzakelijk.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet aan het opleggen van een TBS-maatregel stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven als genoemd in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, te weten bedreiging met brandstichting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank acht het noodzakelijk nader te worden geïnformeerd over de mogelijkheid van
een TBS-maatregel met voorwaarden. Het reclasseringsadvies van 24 januari 2020 biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende handvatten voor mogelijke op te leggen voorwaarden. De rechtbank zal de officier van justitie opdragen een maatregelenrapportage te doen opstellen door de reclassering. De rechtbank wenst in de maatregelenrapportage te worden voorgelicht over mogelijk op te leggen voorwaarden ten aanzien van:
- ambulante behandeling van de aanwezige problematiek;
- een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer 1] ;
- de huisvesting van verdachte;
- schuldhulpverlening;
- de mogelijkheid van een time-out;
- het toezicht door de reclassering;
- eventueel andere voorwaarden die door de reclassering in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk worden geacht.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande het onderzoek heropenen en het onderzoek vervolgens schorsen teneinde het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen terechtzitting – zo mogelijk in dezelfde samenstelling – te kunnen hervatten.
Voorlopige hechtenis
De verdediging heeft om opheffing van de voorlopige hechtenis verzocht en bepleit dat de situatie genoemd in artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering (Sv) aan de orde is. De rechtbank acht de situatie genoemd in artikel 67a, derde lid, Sv thans niet aan de orde nu een niet gemaximeerde TBS met dwangverpleging is geëist en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en met name ook de persoon van de verdachte maken dat het opleggen van een TBS-maatregel wordt overwogen. Het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis zal daarom worden afgewezen.

9.BESLISSING

De rechtbank:
-
heropenthet onderzoek en
schorstdit terstond voor onbepaalde tijd;
-
stelt de stukken in handen van de officier van justitieteneinde uitvoering te geven aan hetgeen hiervoor is omschreven, te weten het doen opstellen van een maatregelenrapportage;
-
beveeltde oproeping van de verdachte en zijn raadsman tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat;
-
beveelthet slachtoffer [slachtoffer 1] in kennis te stellen van de datum en het tijdstip van de nader te bepalen terechtzitting;
-
wijst afhet verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
-
houdtiedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en
H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Campmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 februari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/241123-19:
1
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Swifterbant, gemeente Dronten [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door een brandende aansteker bij papier te houden nabij de brievenbus van de woning van die [slachtoffer 1] en/of een vloeistof door de brievenbus naar binnen te spuiten en/of te zeggen "als je me niet binnen laat dan steek ik het huis in brand" en/of "doe de deur open anders steek ik jou en je moeder in de fik", althans wooden van gelijke dreigende aard of
strekking;
2
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Swifterbant, gemeente Dronten, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen de ambtena(a)r(en), [verbalisant 1] , inspecteur van Politie Eenheid Midden-Nederland en/of [verbalisant 2] , hoofdagent van Politie Einheid
Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn/haar bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte op grond van de Wet Identificatieplicht door
- zijn lichaam aan te spannen en/of zijn arm(en) te bewegen in een andere richting dan waarin de verbalisant(en) zijn arm(en) bewoog en/of
- zich te bewegen in een andere richting dan die waarin de verbalisant(en) hem trachtte(n) te bewegen en/of
- het been van verbalisant [verbalisant 1] te omklemmen en/of
- de verbalisant(en) te slaan, en/of
- de verbalisant(en) te schoppen;
3
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Swifterbant, gemeente Dronten opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 16/236942-19:
hij op of omstreeks 27 juli 2019 te Almere, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je steken, ik ga je afmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl hij, verdachte, een mes in zijn handen had, en/of
- aan die [slachtoffer 2] via WhatsApp een bericht te versturen met de tekst: "Ik prik je lek".

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 oktober 2019, genummerd PLO900-2019299344-12, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, pagina 36 en 37 van het dossier.