ECLI:NL:RBMNE:2020:463

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
10 februari 2020
Zaaknummer
C/16/478474 / HA ZA 19-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsfout van verzuimbegeleider in relatie tot beëindigingsovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak vordert eiseres, een theaterorganisatie, een verklaring voor recht dat de verzuimbegeleider, handelend onder de naam [handelsnaam 3], niet heeft gehandeld zoals van een verzuimbegeleider verwacht mocht worden. Eiseres heeft een overeenkomst gesloten met [handelsnaam 3] voor verzuim- en reïntegratiebeleid. De zaak is ontstaan na een geschil met een voormalige werknemer, mevrouw [A], die zich ziek meldde en later een beëindigingsovereenkomst met eiseres sloot. De kantonrechter heeft deze overeenkomst vernietigd, omdat [A] niet goed was geïnformeerd over haar recht op een uitkering. Eiseres stelt dat [handelsnaam 3] een beroepsfout heeft gemaakt door onjuist advies te geven, wat heeft geleid tot schade in de vorm van doorbetaald loon en advocaatkosten, in totaal bijna € 50.000.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 oktober 2019, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat [handelsnaam 3] een beroepsfout heeft gemaakt en dat deze fout de schade heeft veroorzaakt. De rechtbank concludeert dat de vordering van eiseres onvoldoende onderbouwd is en wijst deze af. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van [handelsnaam 3], die zijn begroot op € 4.140,00. Het vonnis is uitgesproken door mr. H.A.M. Pinckaers op 19 februari 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/478474 / HA ZA 19-20
Vonnis van 19 februari 2020
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. D.A. van Poorten in Velsen-Zuid,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
handelend onder de naam [handelsnaam 1] , [handelsnaam 2] en [handelsnaam 3],
gevestigd in [vestigingsplaats 2] en kantoorhoudend in [vestigingsplaats 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.M. Kruitwagen in Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [handelsnaam 3] genoemd worden.

1.Inleiding

1.1.
[eiseres] is opgericht voor de exploitatie van een theater in [vestigingsplaats 1] . Zij is eigenrisicodrager voor de Ziektewet. Zij in verzekerd bij Aegon, en zij heeft met [handelsnaam 3] een overeenkomst gesloten ter uitvoering van het ‘Aegon Zorgmanagement’ (verzuim- en reïntegratiebeleid).
1.2.
Bij het theater hoort een restaurant. Mevrouw [A] was in dienst bij [eiseres] als restaurantmanager. Zij heeft zich half februari 2017 ziek gemeld. [handelsnaam 3] heeft de verzuimbegeleiding opgestart. Eind maart heeft [A] [eiseres] meegedeeld dat zij ontslag wilde nemen. [eiseres] heeft op 27 maart 2017 een beëindigingsovereenkomst met haar gesloten. [A] heeft bij het UWV een uitkering aangevraagd. Toen bleek dat zij daar geen recht op had, is zij een procedure begonnen tegen [eiseres] . De kantonrechter heeft op 18 april 2018 beslist dat de beëindigingsovereenkomst vernietigbaar was omdat [A] niet overzag dat zij geen recht zou hebben op een uitkering, en omdat [eiseres] haar daarvoor niet gewaarschuwd had. [eiseres] heeft [A] nog geruime tijd moeten doorbetalen. Aegon heeft daarvoor geen dekking geboden.
1.3.
[eiseres] vordert nu een verklaring voor recht dat [handelsnaam 3] niet heeft gehandeld zoals van een verzuimbegeleider verwacht had mogen worden. Verder vordert zij schadevergoeding (doorbetaald loon en advocaatkosten van de procedure tegen [A] , in totaal een kleine € 50.000), met rente en kosten.
1.4.
De zaak is aanhangig gemaakt bij de rechtbank Noord-Holland. Die heeft hem verwezen naar deze rechtbank, omdat de overeenkomst een forumkeuzebeding bevatte. [handelsnaam 3] heeft verweer gevoerd. [eiseres] heeft haar eis gewijzigd; zij vordert nu voor de vaststelling van de omvang van de schade verwijzing naar een schadestaatprocedure.
1.5.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 oktober 2019. Namens [eiseres] was aanwezig haar bestuurder de heer [B] , namens [handelsnaam 3] haar operationeel directeur de heer [C] en haar kwaliteitsmanager mevrouw [D] . [eiseres] is bijgestaan door mr. Van Poorten, [handelsnaam 3] door mr. E.L. Traag en mr. P.E. Bloemendaal.
1.6.
Het vonnis is daarna door problemen met de werkplanning tweemaal uitgesteld.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de verzuimbegeleiding van [A] is duidelijk iets misgegaan. Zij wilde weg bij [eiseres] en [eiseres] heeft daaraan meegewerkt. Toen [A] geen uitkering kreeg, is zij een procedure bij de kantonrechter gestart. De kantonrechter heeft de beëindigingsovereenkomst vernietigd op grond van dwaling en [eiseres] veroordeeld om het loon van [A] door te betalen. [eiseres] verwijt dit aan [handelsnaam 3] , en vordert vergoeding van de schade op grond van, kort gezegd, wanprestatie. De precieze formulering staat in artikel 6:74 (lid 1) van het Burgerlijk Wetboek (BW):
Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
heeft [handelsnaam 3] een beroepsfout gemaakt?
2.2.
[eiseres] baseert haar vordering voor schadevergoeding op de stelling dat [handelsnaam 3] een fout gemaakt heeft en dat de schade door die fout veroorzaakt is. Daarom heeft zij, op grond van de hoofdregel van bewijslastverdeling van artikel 150 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv), de bewijslast daarvan. Zij moet stellen en bij betwisting bewijzen dat [handelsnaam 3] een fout gemaakt heeft en dat de schade ontstaan is als gevolg van die fout. Daarbij geldt in het algemeen dat bewijs pas aan de orde komt, wanneer men voldoende gesteld heeft. Wat voldoende is, hangt af van het verweer van de wederpartij. Naarmate deze haar verweer concreter onderbouwt, moet degene die de bewijslast heeft de omstandigheden waarop zij haar stellingen baseert, concreter toelichten en beter onderbouwen. Tegenover een concreet en gemotiveerd verweer kan men niet volstaan met algemene stellingen.
2.3.
De overeenkomst bevat een opsomming van verplichtingen voor [handelsnaam 3] . De reikwijdte daarvan is niet helemaal duidelijk. Volgens [handelsnaam 3] was de opsomming limitatief, dat wil zeggen dat alles wat er niet bij staat er ook niet bijhoort. En advies over vrijwillige uitdiensttreding van een zieke werknemer staat er niet bij. Die uitleg is aanvechtbaar: er zullen wel meer situaties zijn die weinig voorkomen en waarin [eiseres] toch iets van [handelsnaam 3] mocht verwachten. Hoe dan ook, de algemene maatstaf voor de beoordeling van beroepsfouten is of de beroepsbeoefenaar – in dit geval de verzuimbegeleider – heeft gehandeld zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsbeoefenaar op dat moment behoorde te doen. Dat betekent ten minste dat [handelsnaam 3] over onderwerpen die onder de overeenkomst vielen, correct moest adviseren; bij onderwerpen die niet onder de overeenkomst vielen, moest [handelsnaam 3] [eiseres] dat meedelen, zodat die elders advies kon vragen.
2.4.
Vast staat dat [eiseres] geen advies gevraagd heeft over het sluiten van de beëindigingsovereenkomst. [handelsnaam 3] is daar alleen achteraf bij betrokken. Zij kon daarover dus niet vooraf adviseren, en dat hoefde zij dan ook niet.
2.5.
[eiseres] heeft wel gevraagd om advies over de administratieve afwikkeling. In ieder geval is gevraagd ‘hoe je in het systeem moet registreren wanneer een werknemer vertrekt’. [handelsnaam 3] heeft toen geadviseerd om [A] beter te melden. Dat blijkt onder meer uit de aantekeningen in het eigen dossier van [handelsnaam 3] . Op 30 maart 2017 heeft de verzuimbegeleider mevrouw [E] daar aangetekend, als resultaat van telefonisch contact met de werkgever:
Werknemer heeft ontslag genomen.
Verzocht om haar toch hersteld te melden bij Aegon.
En onder ‘Aegon gemaild’:
Over hersteld melden.
Volgens [eiseres] is dit een fout advies geweest, omdat [A] daardoor geen recht op een uitkering bleek te hebben. Volgens [eiseres] kreeg [A] geen Ziektewetuitkering omdat zij (administratief) hersteld gemeld was, en geen WW-uitkering omdat zij (feitelijk) ziek was.
2.6.
[handelsnaam 3] betwist dat. Volgens haar had [A] geen recht op een uitkering, omdat zij vrijwillig had meegewerkt aan beëindiging van haar dienstverband. Dat betekent dat [eiseres] haar standpunt dat het kwam door de betermelding beter moest onderbouwen. Met name stukken waaruit bleek waarom het UWV [A] een uitkering geweigerd heeft, waren daarvoor heel nuttig geweest. Die onderbouwing ontbreekt. De rechtbank weet dus niet waarom [A] geen uitkering kreeg.
2.7.
Overigens zijn er aanwijzingen dat [eiseres] vooraf (dat wil zeggen: voor het advies tot betermelding) wist dat [A] geen recht zou hebben op een uitkering. Op de zitting heeft de rechter gevraagd hoe [eiseres] zich ervan vergewist heeft dat [A] recht zou hebben op een uitkering. De directeur van [eiseres] heeft toen gezegd:
Ik heb daar met haar over gesproken. Ik heb haar gevraagd; hoe kom je aan geld als je hier opzegt? Zij gaf aan weer in de horeca te willen werken. Wij verkeerden niet in de veronderstelling dat ze een uitkering in de Ziektewet zou krijgen. (…)
2.8.
De stelling dat het advies om [A] beter te melden onjuist was, omdat zij daardoor geen uitkering kreeg, hangt dus in de lucht. Dan kan de rechtbank ook niet concluderen dat [handelsnaam 3] een beroepsfout gemaakt heeft.
causaal verband?
2.9.
Als die beroepsfout wel vast zou staan, is overigens nog de vraag of de schade van [eiseres] daardoor veroorzaakt is. Volgens [eiseres] zou [A] wel recht gehad hebben op een Ziektewetuitkering, als zij ziek uit dienst gemeld was. [eiseres] had daarvan de kosten moeten dragen (zij is (eigenrisicodrager), maar daarvoor zou Aegon dan dekking geboden hebben.
2.10.
Over de eerste stap in deze keten is hierboven al gesproken: [eiseres] heeft niet onderbouwd dat [A] in dat geval wel een uitkering gekregen zou hebben. Ook het vervolg is betwist. Kennelijk heeft Aegon dekking geweigerd, maar ook hier is niets overgelegd waaruit de reden daarvoor zou kunnen blijken. Alleen is op de zitting gezegd dat Aegon dekking weigert omdat [A] niet ziek is. Maar partijen zijn het erover eens dat ze wél ziek is (of was). Ook op dit punt heeft [eiseres] haar stelling dus onvoldoende onderbouwd.
conclusie
2.11.
De conclusie is dat de vordering wordt afgewezen. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat het advies van [handelsnaam 3] een beroepsfout vormde, en ook dat haar schade door dat advies veroorzaakt is. Daarmee is haar vordering op basis van wanprestatie onvoldoende onderbouwd. Volgens [eiseres] levert de fout ook een onrechtmatige daad op, zodat [handelsnaam 3] ook op die grond aansprakelijk is voor de schade, maar die stelling berust op dezelfde feiten; die hoeft daarom niet apart besproken te worden. Ook de andere verweren van [handelsnaam 3] hoeven niet besproken te worden, omdat die niet tot een andere beslissing zullen leiden.
2.12.
Omdat [eiseres] ongelijk krijgt, wordt zij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [handelsnaam 3] worden begroot op:
- griffierecht € 1.992,00
- salaris gemachtigde €
2.148,00(2 punten x tarief € 1.074,00)
Totaal € 4.140,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [handelsnaam 3] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 4.140,00;
3.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2020. [1]

Voetnoten

1.type: nig (4123)