ECLI:NL:RBMNE:2020:4624

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
8458766 / MC EXPL 20-2678
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke inbreuk op foto door publicatie zonder toestemming en naamsvermelding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een professionele fotograaf, [eiser], en een besloten vennootschap, [gedaagde]. [Eiser] vorderde schadevergoeding van [gedaagde] wegens auteursrechtinbreuk op een door hem gemaakte foto van artiest [A], die zonder toestemming en zonder naamsvermelding op de website van [gedaagde] was gepubliceerd. De procedure begon met een dagvaarding op 28 februari 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een conclusie van repliek. [Gedaagde] heeft niet gereageerd op de sommatiebrieven van [eiser] en heeft geen dupliek ingediend.

De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van [eiser] door de foto zonder toestemming te publiceren. De rechter stelde vast dat [eiser] recht had op schadevergoeding, die werd vastgesteld op € 369,00, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overwoog dat de schadevergoeding gebaseerd moest worden op de gebruikelijke licentievergoeding van € 250,00 per jaar, vermeerderd met een opslag voor het ontbreken van de naamsvermelding.

Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 310,38 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van auteursrechten en de verplichting om toestemming te vragen voor het gebruik van beschermde werken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 28 oktober 2020
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 8458766 / MC EXPL 20-2678 van
[eiser] TEVENS H.O.D.N. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser] ,
gemachtigde mr. K.M. van Boven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door haar (indirect) bestuurder

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 februari 2020 met 11 producties
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek met producties 12 en 13
1.2.
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, daarna niet voor dupliek geconcludeerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een professioneel fotograaf die zijn foto’s via zijn eenmanszaak [handelsnaam] , maar ook onder andere via [onderneming 1] exploiteert. [eiser] biedt op zijn website foto’s aan die (op internet) kunnen worden gebruikt c.q. gepubliceerd tegen een vaste licentievergoeding van € 250,00 per jaar.
2.2.
[eiser] heeft de als productie 2 overgelegde foto van artiest [A] gemaakt (hierna: de foto) en is daardoor de auteursrechthebbende op de betreffende foto.
2.3.
[gedaagde] heeft de website
www. [.] .nl(hierna: de website dan wel [.] .nl) geëxploiteerd.
2.4.
De foto heeft in 2015 in het kader van een artikel op een pagina van [.] .nl gestaan zonder toestemming en naamsvermelding van [eiser] . Met [eiser] was hiervoor geen licentieovereenkomst gesloten.
2.5.
De gemachtigde van [eiser] heeft op 10 februari 2015 [gedaagde] aangeschreven en gesommeerd tot verwijdering van de foto en tot opgave van de bron van de foto. Tevens is aanspraak gemaakt op vergoeding van schade.
2.6.
[gedaagde] heeft niet gereageerd op voormelde brief en de foto is niet verwijderd van de website.
2.7.
Bij brieven van 18 en 26 februari 2015 en 20 maart 2015 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] gemeld dat de foto nog steeds op de website staat. Tevens is opnieuw gesommeerd tot opgave van de eerder gevraagde informatie en verder is betaling van een concreet schadebedrag van € 500,00 gevraagd.
2.8.
Op 22 april 2015 heeft de gemachtigde van [eiser] de bij de ISDN geregistreerde houder van de website, [onderneming 2] B.V., aangeschreven. [onderneming 2] B.V. heeft laten weten dat niet zij verantwoordelijk is voor de website, maar dat deze in eigendom is bij [gedaagde] en door haar wordt geëxploiteerd.
2.9.
De gemachtigde van [eiser] heeft vervolgens [gedaagde] in de periode 10 juni 2015 tot en met 8 augustus 2018 veelvuldig buitengerechtelijk gesommeerd tot opgave van de gevraagde informatie en betaling van de schade, inclusief de kosten van de gemachtigde. [gedaagde] heeft daar niet op gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na vermeerdering van eis en samengevat weergegeven, dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 500,00 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2015 tot de dag der algehele voldoening, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
[gedaagde] wordt veroordeeld in de buitengerechtelijke kosten primair ex art. 1019h Rv ter hoogte van in totaal € 1.005,50 en subsidiair ex art. 6:96 lid 2 sub b j° sub c BW ter hoogte van in totaal € 213,08;
[gedaagde] primair wordt veroordeeld in de volledige kosten voor rechtsbijstand in dit geding ex art. 1019h Rv bestaande uit het salaris gemachtigde ter hoogte van € 588,00, het griffierecht en de kosten voor de deurwaarder, dan wel subsidiair in de kosten van een significant en redelijk deel van de kosten van dit geding;
[gedaagde] wordt veroordeeld tot het voldoen van de nakosten als bedoeld in art. 237 lid 4 Rv;
[gedaagde] wordt veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf de datum van betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
[eiser] heeft de vorderingen ingesteld uit hoofde van de door hem gestelde door [gedaagde] gepleegde auteursrechtelijke inbreuk op de foto.
4.2.
Op grond van artikel 1 Auteurswet heeft de auteursrechthebbende op een foto als enige het recht om die foto openbaar te maken en te verveelvoudigen. Anderen mogen dat alleen met voorafgaande toestemming, een licentie dus. De in de Auteurswet genoemde uitzonderingen daarop doen zich hier niet voor. Verder komen aan de maker van een foto op grond van artikel 25 Auteurswet persoonlijkheidsrechten toe, waaronder het recht op naamsvermelding bij de foto.
4.3.
Vaststaat dat in 2015 zonder toestemming van [eiser] en zonder vermelding van de naam van [eiser] de foto is geplaatst op de website [.] .nl. Hierdoor staat vast dat de foto openbaar is gemaakt, waarmee in beginsel een inbreuk op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van [eiser] is gegeven.
4.4.
[gedaagde] heeft tot haar verweer aangevoerd dat zij sinds 13 december 2010 niet langer de houder of eigenaar van [.] .nl is, omdat zij die handelsnaam niet (meer) voert vanaf die datum. Ten tijde van plaatsing van de foto op de website in 2015, was [gedaagde] daarom geen eigenaar/houder van de website, aldus [gedaagde] . [gedaagde] heeft hiertoe verwezen naar de informatie met betrekking tot haar handelsnaam in het uittreksel van de Kamer van Koophandel (KvK).
4.5.
Tegen het door [gedaagde] aangevoerde heeft [eiser] bij haar conclusie van repliek een print screen van de contactpagina van [.] .nl op 19 maart 2015 in het geding gebracht, waarop te lezen is dat [.] .nl een activiteit van [gedaagde] is en de (KvK) gegevens van [gedaagde] vermeld worden. Bovendien heeft [eiser] reeds bij dagvaarding correspondentie met de geregistreerde domeinnaamhouder overgelegd waaruit blijkt dat [gedaagde] de exploitant is van [.] .nl, althans dat zij de exploitant was ten tijde van plaatsing van de foto. [gedaagde] heeft niet meer gereageerd op hetgeen [eiser] bij conclusie van repliek nader heeft aangevoerd. De conclusie van repliek is daardoor niet weersproken. Aangenomen moet daarom worden dat juist is wat [eiser] bij repliek naar voren heeft gebracht.
4.6.
Voorts is het volgende relevant. Voor het houden dan wel exploiteren van een website/domeinnaam is niet vereist dat sprake dient te zijn van een daartoe ingeschreven handelsnaam bij de KvK. Er bestaan geen formaliteiten voor het ontstaan van een handelsnaam en het houden van een website. Vereist is enkel dat een onderneming onder
de handelsnaam naar buiten treedt. In vaste jurisprudentie wordt aangenomen dat een onderneming die zich bedient van een domeinnaam en deze doorgaans gebruikt om zich aldus tot het publiek te richten, de domeinnaam wordt aangemerkt als het voeren van een handelsnaam.
4.7.
Gelet op het voorgaande wordt het ervoor gehouden dat [gedaagde] in 2015, ten tijde van plaatsing van de foto, de feitelijke houder was van [.] .nl. en de foto zonder toestemming en naamsvermelding van [eiser] heeft geplaatst. Daarom concludeert de kantonrechter dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van [eiser] .
4.8.
Op basis van de gepleegde inbreuk is [gedaagde] aan [eiser] een bedrag aan schadevergoeding verschuldigd.
4.9.
Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding die [eiser] toekomt wegens inbreuk op zijn auteursrecht op de foto, moet als uitgangspunt worden genomen de licentievergoeding die betaald had moeten worden, indien wel om toestemming voor plaatsing zou zijn gevraagd. Het missen van die licentievergoeding is in beginsel de schade die de auteursrechthebbende lijdt. [eiser] heeft onweersproken en gemotiveerd gesteld dat hij gebruikelijk een vergoeding hanteert van € 250,00 per jaar. Het bedrag van € 250,00 zal worden toegewezen.
4.10.
Het ontbreken van de naamsvermelding bij de foto vormt een inbreuk op het persoonlijkheidsrecht en daarom een afzonderlijke grondslag voor schadevergoeding (waaronder winstderving: het mogelijk mislopen van nieuwe opdrachten). De kantonrechter acht het in dit geval redelijk om naast het bedrag van € 250,00, een opslag van 25% te hanteren als vergoeding voor geleden schade vanwege misgelopen exposure als gevolg van het ontbreken van de naamsvermelding. Dit komt neer op een bedrag van € 62,50 exclusief BTW. De enkele omstandigheid dat [eiser] deze schade in de door hem gehanteerde voorwaarden begroot op € 250,00, maakt dit niet anders. De door [eiser] gehanteerde voorwaarden zijn tussen partijen namelijk niet van kracht.
4.11.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW komen ook gemaakte kosten voor onderzoek naar / opsporing van een auteursrechtinbreuk voor vergoeding in aanmerking voor zover zij in redelijkheid zijn gemaakt. Uit de overgelegde specificatie (productie 10) blijkt dat op dit punt een totaalbedrag van € 56,50 toewijsbaar is.
4.12.
Op grond van het vorenstaande zal een bedrag van € 369,00 (€ 250,00 + € 62,50 + € 56,50) aan schadevergoeding worden toegewezen.
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de onder 4.10 bedoelde schadebedragen zal worden toegewezen. [gedaagde] heeft daar ook geen verweer tegen gevoerd.
4.14.
[eiser] heeft ook recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, omdat hij heeft laten zien dat hij die kosten in redelijkheid heeft gemaakt. Uit de stukken blijkt dat [gedaagde] niet gereageerd heeft op de sommatiebrieven van de gemachtigde van [eiser] en het op de gerechtelijke procedure heeft laten aankomen. De gevorderde kosten zullen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW worden toegewezen tot het bedrag van de wettelijke staffel van het Rapport BGK-integraal. Dat komt neer op een bedrag van € 55,35 (15% van de hoofdsom van € 369,00).
4.15.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat het in deze zaak gaat om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten is artikel 1019h Rv van toepassing. [eiser] kon in redelijkheid overgaan tot dagvaarden, nadat een regeling buiten de rechter om niet mogelijk bleek. Bij de vaststelling van de redelijke en evenredige kosten ex artikel 1019h Rv gaat de kantonrechter uit van de Indicatietarieven in IE-zaken, versie 1 april 2017. Onder dit indicatietarief vallen (uitsluitend) de werkzaamheden van de advocaat, met inbegrip van de buitengerechtelijke advocaatkosten.
4.16.
Het gaat hier om een eenvoudige inbreukkwestie met een beperkt feitencomplex. [gedaagde] heeft, na aanvankelijk niet te hebben gereageerd op de sommaties, weliswaar verweer gevoerd, maar het zijn verweren, zoals ook blijkt uit de door [eiser] geciteerde jurisprudentie en diverse overgelegde vonnissen waarin [eiser] veelal ook de eisende partij was, die zeer gebruikelijk zijn in dit soort zaken en ook eenvoudig van aard zijn. De kantonrechter beschouwt de zaak dan ook als een zeer eenvoudige, niet bewerkelijke bodemzaak, waarvoor het liquidatietarief geldt.
4.17.
De proceskosten komen daarmee op:
- dagvaarding € 83,38
- griffierecht € 83,00
- salaris gemachtigde €
144,00(2,0 punten × tarief € 72,00)
Totaal € 310,38
4.18.
De nakosten, waarvan [eiser] betaling vordert, zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van € 369,00 te betalen aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 312,50 met ingang van 14 maart 2015 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van € 55,35 te betalen aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de datum van dit vonnis begroot op € 310,38, waarin begrepen € 144,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 36,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Dijk op 28 oktober 2020.