8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft op 13 april 2020 zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en aan het medeplegen van een winkeldiefstal gevolgd door bedreiging met geweld. De bedreiging met geweld volgde nadat verdachte was betrapt bij het plegen van de tweede winkeldiefstal en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] probeerden om verdachte tegen te houden. Toen medeverdachte [medeverdachte] aan hem vroeg “Zal ik hem trekken? Zal ik hem trekken?” riep verdachte “Ja”, waarna [medeverdachte] het wapen op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] richtte en tegen hen zei dat ze moesten opdonderen. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij, wetende dat [medeverdachte] een vuurwapen bij zich had, instemt met het voorstel van [medeverdachte] om het vuurwapen te gebruiken tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Zonder rekening te houden met de impact die dit op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zou hebben, was verdachte kennelijk alleen met zichzelf bezig om te voorkomen dat hij niet gepakt zou worden. Ten aanzien van beide winkeldiefstallen overweegt de rechtbank dat algemeen bekend is dat dit soort feiten voor veel overlast en hinder zorgen, met name voor de winkelier.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel Justitiële Documentatie van 1 juli 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden is veroordeeld voor het plegen van winkeldiefstallen en een geweldsdelict.
In opdracht van de officier van justitie heeft dr. N. Duits, psychiater, een psychiatrisch onderzoek ingesteld naar de persoon van verdachte. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in een rapport van 29 september 2020.
Volgens de psychiater is bij verdachte sprake van een stoornis of gebrekkige ontwikkeling in de geestvermogens. Verdachte heeft waarschijnlijk een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, en er is een stoornis in het gebruik van amfetamine en tabak. Mogelijk is er sprake van een posttraumatische stressstoornis, maar dat kon niet worden vastgesteld. De ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling beïnvloedde mogelijk de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Het is aannemelijk dat verdachte door zijn afhankelijke persoonlijkheidsstoornis en middelenmisbruik zijn leven niet op orde krijgt, hij geldschulden heeft en afhankelijk optrekt met slechte vrienden.
Hoewel daarover geen harde uitspraak kan worden gedaan, is er volgens de psychiater mogelijk sprake van een verminderde toerekening. Als het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, dan is het mogelijk dat de afhankelijkheid van anderen en zijn middelenmisbruik een rol speelde bij het tenlastegelegde en dus ook bij het risico op herhaling. Een psychiatrische interventie gericht op de afhankelijke persoonlijkheidsproblematiek en afhankelijkheid van middelen kunnen het recidivegevaar waarschijnlijk beperken. De huidige interventie bij de FPA van GGNet kan worden voortgezet met de huidige aanpak en modules. Voor verdachte en het beperken van recidive moet gedacht worden aan een minimale behandelduur van een tot twee jaar en waarschijnlijk langer. Bij een bewezenverklaring van het tenlastegelegde wordt een voorwaardelijke straf geadviseerd met opleggen van bijzondere voorwaarden.
Daarnaast heeft in opdracht van de officier van justitie mw. drs. J.S.H. Stolk, gz-psycholoog een psychologisch onderzoek ingesteld naar de persoon van verdachte. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in een rapport van 29 september 2020.
Volgens de psycholoog lijdt verdachte aan psychische stoornissen te weten een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, verslavingsproblematiek en PTSS (uitgesteld). Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde waren deze stoornissen aanwezig. Van de psychische stoornissen beïnvloedde de psychiatrische problematiek in combinatie met het overmatig gebruik van amfetamine het gedrag direct. Indirect werd het gedrag van verdachte mogelijk beïnvloed door de Posttraumatische stressstoornis. Vanwege de doorwerking van de aanwezige psychiatrische problematiek in de vorm van de psychotische restverschijnselen in combinatie met mogelijke gevolgen van het gebruik van amfetaminen wordt geadviseerd de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen. Geadviseerd wordt tot het toepassen van volwassenenstrafrecht. Ten aanzien van de beperking van het recidivegevaar wordt geadviseerd om in de behandeling op de FPA ten eerste veel aandacht te besteden aan de verslavingsproblematiek en de psychotische verschijnselen, naast de doelstellingen die in het behandelplan worden genoemd. Op basis van het onderzoek wordt geadviseerd tot systeemtherapie als verdachte hiervoor openstaat. Voor wat betreft het juridische kader waarbinnen dit gerealiseerd zou kunnen worden luidt het advies dat verdachte zich voegt in de behandeling en zich houdt aan de schorsende voorwaarden. Dan kan volstaan worden met het opleggen van bijzondere voorwaarden, waarbij enkele van de voorwaarden zijn dat verdachte zijn behandeling bij de FPA voortzet, ambulant zorg accepteert na de klinische fase zolang dat nodig is en zich houdt aan de aanwijzingen van de verslavingsreclassering, waarbij controle op middelengebruik wordt geadviseerd.
Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 9 oktober 2020, opgesteld door mw. J. Busscher. Daarin staat dat onder andere vanwege het drugsgebruik, de complexe psychiatrische problematiek en een eerdere veroordeling vanwege een geweldsdelict de risico’s op recidive en letselschade worden ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
- een meldplicht bij de reclassering;
- ( langdurige) opname in een zorginstelling;
- ambulante behandeling;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- drugsverbod
- alcoholverbod.
Om een ambulant hulpverleningstraject met begeleid wonen goed in te bedden wordt een proeftijd van 3 jaar wenselijk geacht.
De rechtbank zal de conclusie van de psycholoog, die in zekere mate wordt ondersteund door de conclusie van de psychiater, overnemen en de feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
De op te leggen straf
Bij de bepaling van de straf, en de hoogte daarvan, heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die doorgaans op basis van de LOVS-richtlijnen in soortgelijke zaken worden opgelegd en de omstandigheid dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Gezien de ernst en de aard van de feiten acht de rechtbank geen andere straf passend dan een gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 120 dagen moet worden opgelegd, met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 74 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank zal, gelet op de rapportage van de deskundigen, het advies van de reclassering en gezien de inhoud van de op te leggen bijzondere voorwaarden, daaraan een proeftijd verbinden van 3 jaar.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.