ECLI:NL:RBMNE:2020:4585

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
20/363
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 11 september 2020, wordt het verzoek van de Staat der Nederlanden, Ministerie van Defensie, om vergoeding van proceskosten behandeld. De zaak betreft een verzoeker die in beroep is gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verweerder had op 13 december 2019 een besluit op bezwaar genomen, waartegen verzoeker in beroep ging. Op 25 maart 2020 heeft verweerder echter medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit op bezwaar, dit besluit intrekt en de bezwaarkosten van verzoeker vergoedt. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft aangegeven geen verweer te voeren tegen het verzoek om toekenning van de proceskosten. De rechtbank stelt de proceskosten in beroep van verzoeker vast op € 525,-, wat bestaat uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast moet verweerder ook het betaalde griffierecht van € 354,- aan verzoeker vergoeden, conform artikel 8:41 Awb.

De rechtbank beslist dat verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten wordt veroordeeld, te betalen aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door rechter R. in ’t Veld, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. De beslissing is uitgesproken op 11 september 2020, waarbij de uitspraak niet op een openbare zitting is gedaan vanwege coronamaatregelen. De partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/363

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2020 in de zaak tussen

de Staat der Nederlanden, Ministerie van Defensie, te Den Haag, verzoeker

(gemachtigde: mr. J.R. Daniels),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 18 juni 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 13 december 2019 een besluit op bezwaar genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 25 maart 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit op bezwaar, dit besluit intrekt en de bezwaarkosten van verzoeker vergoedt. Verweerder heeft volgens verzoeker gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek en aangegeven geen verweer te zullen voeren tegen het verzoek om toekenning van de proceskosten overeenkomstig het Bpb.
4. De rechtbank stelt de proceskosten in beroep van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het betaalde griffierecht à € 354,- aan verzoeker vergoeden (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door R. in ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 11 september 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Voor zover nodig wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.