In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 11 september 2020, wordt het verzoek van de Staat der Nederlanden, Ministerie van Defensie, om vergoeding van proceskosten behandeld. De zaak betreft een verzoeker die in beroep is gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verweerder had op 13 december 2019 een besluit op bezwaar genomen, waartegen verzoeker in beroep ging. Op 25 maart 2020 heeft verweerder echter medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit op bezwaar, dit besluit intrekt en de bezwaarkosten van verzoeker vergoedt. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft aangegeven geen verweer te voeren tegen het verzoek om toekenning van de proceskosten. De rechtbank stelt de proceskosten in beroep van verzoeker vast op € 525,-, wat bestaat uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast moet verweerder ook het betaalde griffierecht van € 354,- aan verzoeker vergoeden, conform artikel 8:41 Awb.
De rechtbank beslist dat verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten wordt veroordeeld, te betalen aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door rechter R. in ’t Veld, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. De beslissing is uitgesproken op 11 september 2020, waarbij de uitspraak niet op een openbare zitting is gedaan vanwege coronamaatregelen. De partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.