ECLI:NL:RBMNE:2020:4583

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
20/354
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 11 september 2020, wordt de vergoeding van proceskosten van verzoeker behandeld. Verzoeker had eerder beroep aangetekend tegen een uitspraak van de Heffingsambtenaar van de gemeente Rhenen, die op 10 december 2019 was gedaan. Na een periode van overleg zijn verzoeker en verweerder tot overeenstemming gekomen, waarbij verweerder op 14 juli 2020 meedeelde dat hij de eerdere uitspraak op bezwaar introk. Hierdoor trok verzoeker zijn beroep in en vroeg hij om vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door verzoeker gevraagde vergoeding voor de kosten van een deskundige en het opstellen van een taxatierapport. De rechtbank stelt de totale proceskosten van verzoeker vast op € 256,52, inclusief het betaalde griffierecht van € 48,-.

De rechtbank beslist dat verweerder verplicht is om dit bedrag aan verzoeker te betalen. De uitspraak is gedaan door rechter R. in ’t Veld, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet in een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/354

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker,

en

de Heffingsambtenaar van de gemeente Rhenen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over de vergoeding van de proceskosten van verzoeker.
Verweerder heeft op 15 juli 2020 gereageerd op het verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 10 december 2019 een uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van verzoeker. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Verweerder en verzoeker zijn hierna tot overeenstemming gekomen en verweerder heeft bij brief van 14 juli 2020 medegedeeld dat hij terugkomt op de uitspraak op bezwaar van 10 december 2019 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de door verzoeker gevraagde vergoeding voor het inschakelen van een deskundige en voor het opstellen van een taxatierapport te betalen. Het gaat om een bedrag van 4 maal € 53,- plus BTW.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder hem moet vergoeden vast op een bedrag van € 256,52.
5. Verweerder moet verder ook het betaalde griffierecht van € 48,- aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 256,52 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag, voor zover het niet al is overgemaakt, betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door R. in ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 11 september 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Voor zover nodig wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.