ECLI:NL:RBMNE:2020:4582

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
19/5240
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een uitspraak van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking van de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren. De heffingsambtenaar had op 18 november 2019 een uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van verzoekster, waarna verzoekster in beroep ging. Op 7 april 2020 heeft de heffingsambtenaar medegedeeld dat hij terugkomt op de uitspraak op bezwaar en dit besluit intrekt, wat verzoekster wilde. Hierna heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verzoekster heeft op het formulier proceskosten alleen categorie E (andere kosten) ingevuld en een bedrag van € 47,- opgegeven, met als toelichting dat dit griffiekosten betreft die op 7 januari 2020 zijn overgemaakt.

De rechtbank stelt vast dat griffierecht niet onder de proceskosten valt en dat verweerder dit bedrag op grond van artikel 8:41 van de Awb zonder uitspraak van de rechtbank dient te vergoeden. Het verzoek om vergoeding van proceskosten kan daarom niet worden toegewezen. De rechtbank wijst het verzoek af, en deze uitspraak is gedaan door rechter R. in ’t Veld, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. De uitspraak is niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5240

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [plaats] , verzoekster,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking van de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren (BEL),verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 18 november 2019 een uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van verzoekster. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 7 april 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op de uitspraak op bezwaar van 18 november 2019 en dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. De rechtbank stelt vast dat verzoekster op het door haar op 29 april 2020 ingevulde formulier proceskosten alleen categorie E (andere kosten) heeft ingevuld en daar een bedrag van € 47,- heeft vermeld. Daarbij is als toelichting geschreven: “Griffiekosten 7-1-2020 overgemaakt.”
4. Het griffierecht valt niet onder de proceskosten. Verweerder dient dit bedrag zonder dat daar een uitspraak van deze rechtbank voor nodig is op grond van het bepaalde in artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht te vergoeden. Het verzoek kan niet worden toegewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door R. in ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 11 september 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Voor zover nodig wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.