In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een uitspraak van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking van de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren. De heffingsambtenaar had op 18 november 2019 een uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van verzoekster, waarna verzoekster in beroep ging. Op 7 april 2020 heeft de heffingsambtenaar medegedeeld dat hij terugkomt op de uitspraak op bezwaar en dit besluit intrekt, wat verzoekster wilde. Hierna heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verzoekster heeft op het formulier proceskosten alleen categorie E (andere kosten) ingevuld en een bedrag van € 47,- opgegeven, met als toelichting dat dit griffiekosten betreft die op 7 januari 2020 zijn overgemaakt.
De rechtbank stelt vast dat griffierecht niet onder de proceskosten valt en dat verweerder dit bedrag op grond van artikel 8:41 van de Awb zonder uitspraak van de rechtbank dient te vergoeden. Het verzoek om vergoeding van proceskosten kan daarom niet worden toegewezen. De rechtbank wijst het verzoek af, en deze uitspraak is gedaan door rechter R. in ’t Veld, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. De uitspraak is niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.