ECLI:NL:RBMNE:2020:4581

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
20/659
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. Verweerder had op 20 maart 2019 een uitspraak gedaan op het bezwaar van verzoeker, maar kwam op 30 april 2020 terug op dit besluit, wat leidde tot een verminderingsnota voor de Onroerende-Zakenbelasting en Watersysteemheffing. Verzoeker trok zijn beroep in en vroeg om vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank overwoog dat de proceskosten alleen vergoed kunnen worden als dit expliciet is verzocht. Verweerder gaf aan geen aanleiding te zien om proceskosten te vergoeden, omdat verzoeker enkel om terugbetaling van het griffierecht had gevraagd. De rechtbank concludeerde dat verzoeker door de manier waarop hij het formulier ‘Intrekkingsverklaring’ had ingevuld, niet duidelijk had gemaakt dat hij om proceskostenvergoeding vroeg. De rechtbank volgde de conclusie van verweerder en oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, maar dat verweerder wel het griffierecht van € 48,- diende te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door rechter R. in ’t Veld, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. De beslissing is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/659

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker,

en
de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 26 juni 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 20 maart 2019 een uitspraak op verzoekers bezwaar gedaan. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 30 april 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 20 maart 2019 en dat hij dit besluit niet langer handhaaft. Verzoeker krijgt een verminderingsnota Onroerende- Zaakbelasting en Watersysteemheffing gebouwd. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek en aangegeven dat hij geen aanleiding ziet proceskosten aan verzoeker te betalen. Volgens verweerder heeft verzoeker alleen om vergoeding van het door hem betaalde griffierecht gevraagd.
4. De rechtbank geeft verweerder gelijk, omdat verzoeker op het door hem ingevulde formulier ‘Intrekkingsverklaring’ onder “kruis aan wat van toepassing is” een kruis heeft gezet bij “Ik trek het beroep in.”, maar ook bij “Ik trek het beroep in en verzoek u verweerder te veroordelen in de proceskosten.” Bij het aangekruiste vakje “Ik trek het beroep in” heeft verzoeker echter een pijl gericht op dat vakje geplaatst. De rechtbank volgt verweerder daarom in zijn conclusie dat verzoeker niet heeft bedoeld een verzoek om vergoeding van zijn proceskosten in te dienen. Wel dient verweerder het betaalde griffierecht van € 48,- aan hem te vergoeden voor zover dit niet al is gedaan.
5. De rechtbank concludeert dat de manier waarop verzoeker de ‘Intrekkingsverklaring’ heeft ingevuld niet kan leiden tot een inhoudelijke beoordeling van een verzoek om vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door R. in ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 11 september 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Voor zover nodig wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.