In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. Verweerder had op 20 maart 2019 een uitspraak gedaan op het bezwaar van verzoeker, maar kwam op 30 april 2020 terug op dit besluit, wat leidde tot een verminderingsnota voor de Onroerende-Zakenbelasting en Watersysteemheffing. Verzoeker trok zijn beroep in en vroeg om vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank overwoog dat de proceskosten alleen vergoed kunnen worden als dit expliciet is verzocht. Verweerder gaf aan geen aanleiding te zien om proceskosten te vergoeden, omdat verzoeker enkel om terugbetaling van het griffierecht had gevraagd. De rechtbank concludeerde dat verzoeker door de manier waarop hij het formulier ‘Intrekkingsverklaring’ had ingevuld, niet duidelijk had gemaakt dat hij om proceskostenvergoeding vroeg. De rechtbank volgde de conclusie van verweerder en oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, maar dat verweerder wel het griffierecht van € 48,- diende te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door rechter R. in ’t Veld, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. De beslissing is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.