ECLI:NL:RBMNE:2020:4579

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 20/2412
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag indicatie zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Dinc, en verweerder, Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), vertegenwoordigd door mr. J. Koedood. Eiser had een aanvraag ingediend voor een indicatie voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke aanvraag door het CIZ op 4 september 2019 was afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het CIZ verklaarde dit bezwaar op 14 mei 2020 ongegrond. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 8 oktober 2020 de zitting gehouden via Skype, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het CIZ. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was. De rechtbank overwoog dat om in aanmerking te komen voor Wlz-zorg, eiser moest voldoen aan drie vereisten: er moet een grondslag zijn, er moet behoefte zijn aan permanent toezicht of 24-uurs zorg, en deze behoefte moet blijvend zijn.

Het CIZ had vastgesteld dat eiser weliswaar een psychiatrische aandoening had (PDD-NOS), maar dat er nog behandelmogelijkheden waren en dat er geen noodzaak was voor permanente zorg. Eiser betwistte dit en stelde dat er wel sprake was van een verstandelijke handicap. De rechtbank oordeelde dat het CIZ zorgvuldig onderzoek had gedaan en dat de adviezen van de medisch adviseurs van het CIZ terecht waren gebruikt bij de besluitvorming. Eiser had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de conclusies van het CIZ kon weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door het CIZ terecht was en verwees eiser naar de mogelijkheid om hulp aan te vragen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2412

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser
(gemachtigde: mr. A. Dinc),
en
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) , verweerder
(gemachtigde: mr. J. Koedood).

Procesverloop

Bij besluit van 4 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder (het CIZ ) de aanvraag van eiser om een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
Bij besluit van 14 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020 via Skype. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft op 19 oktober 2019 een aanvraag gedaan voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg, de Wlz. Deze aanvraag is afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt hiertegen, maar dat is ongegrond verklaard. Daarna is eiser een beroepsprocedure begonnen bij de rechtbank.
3. Om Wlz-zorg te kunnen krijgen moet iemand voldoen aan drie vereisten:
(a) er moet een grondslag zijn;
(b) er moet behoefte zijn aan en noodzaak voor permanent toezicht of 24 uurs zorg in de nabijheid; en
(c) deze behoefte en noodzaak moeten blijvend zijn: er zijn geen behandelmogelijkheden (meer).
4. Het CIZ heeft onderzoek gedaan naar de situatie van eiser. Het CIZ heeft daarbij onder andere gekeken naar de IQ-testen die bij eiser zijn afgenomen, de informatie van de psycholoog Z. Hartog van Renqli, de AVVB [1] van 26 juli 2019 en de informatie van de GZ-psycholoog D. van der Velden van Abrona. Verder was er in het kader van een eerdere aanvraag al eens een huisbezoek geweest (op 20 mei 2019) en hebben de medisch adviseurs van het CIZ , D.M. Hugen en D.C. van der Geest, rapport uitgebracht op 3 september 2019 en op 22 januari 2020.
5. Volgens het CIZ is er een grondslag, namelijk een psychiatrische aandoening want eiser heeft PDD-NOS. Deze diagnose is al in 2012 gesteld. Eiser voldoet dus aan voorwaarde (a). De aanvraag is afgewezen omdat er volgens het CIZ nog behandelingen zijn die eisers situatie en de problemen waar hij tegenaan loopt, kunnen verbeteren en omdat niet is gebleken dat permanent toezicht of 24 uurs zorg in de nabijheid noodzakelijk is voor eiser. Hij is – in ieder geval gedeeltelijk – wel in staat om zelf dingen te doen: hij kan overdag alleen thuis zijn, hij heeft zijn rijbewijs gehaald en hij heeft een opleiding gedaan. Hij heeft duidelijk hulp en begeleiding nodig, maar niet zóveel dat hij recht heeft op Wlz-zorg. Het CIZ heeft zich hierbij gebaseerd op de rapporten van de medisch adviseurs.
6. Volgens eiser is er ook sprake van de grondslag ‘verstandelijke handicap’. Hij baseert dit op de informatie van de psycholoog Hartog en de GZ-psycholoog Van der Velden en op de AVVB. Verder vindt eiser dat er wel een blijvende behoefte is aan en noodzaak is voor permanent toezicht of 24 uurs zorg in de nabijheid.
7. De rechtbank oordeelt dat een rapport van de medisch adviseurs van het CIZ een deskundigenrapport is en dat het CIZ er in principe van uit mag gaan dat het advies klopt, tenzij het rapport onzorgvuldig tot stand is gekomen of inhoudelijk niet klopt of onduidelijk is. In de zaak van eiser hebben de medisch adviseurs alle informatie die er was, waaronder dus de informatie van psycholoog Hartog en GZ-psycholoog Van der Velden, meegenomen in hun rapporten. Hun onderzoek is zorgvuldig geweest en hun adviezen zijn duidelijk en te begrijpen. Het CIZ mocht deze adviezen daarom gebruiken bij het nemen van zijn besluit en mocht beslissen dat er geen grondslag ‘verstandelijke handicap’ is. Als eiser het niet eens was met de conclusies van de medisch adviseurs, dan had hij zelf nieuwe (medische) informatie moeten indienen waaruit zou blijken dat de rapporten van de medisch adviseurs niet kloppen. Maar dat heeft eiser niet gedaan. Volgens eiser had de medisch adviseur van het CIZ nadere informatie moeten opvragen bij zijn huisarts voordat de medisch adviseur zijn rapport van 22 januari 2020 opstelde. De rechtbank oordeelt dat het CIZ hier terecht tegenin heeft gebracht dat de huisarts geen behandelaar is en dat het daarom voor de medisch adviseur niet nodig was de huisarts opnieuw vragen te stellen. Tijdens de zitting is verder gebleken dat er toen het besluit op bezwaar genomen werd geen nieuwe informatie was die betrekking had op de grondslag ‘verstandelijke handicap’. Er was dus geen informatie beschikbaar die bij de medisch adviseurs tot een andere conclusie had kunnen leiden.
8. De conclusie is dat het CIZ eisers aanvraag terecht heeft afgewezen. Misschien kan eiser hulp en begeleiding krijgen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Dit kan hij aanvragen bij de gemeente.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. van Gestel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
8 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Adaptieve Vragenlijst Verstandelijke Beperking.