In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verweerder had op 4 maart 2020 een besluit genomen, maar op 15 mei 2020 meegedeeld dat hij dit besluit introk, waardoor verzoekster haar beroep introk en om vergoeding van haar proceskosten vroeg. De rechtbank overwoog dat verweerder niet had gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, wat leidde tot de conclusie dat verweerder geen bezwaar had tegen de vergoeding. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 525,- en oordeelde dat verweerder dit bedrag aan verzoekster moest betalen, evenals het griffierecht van € 48,-. De uitspraak werd gedaan door rechter R. in ’t Veld, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. De beslissing werd niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt wanneer dat weer mogelijk is.