Op 9 september 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.H.F. de Jong, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een beroep van eiseres omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, omdat zij voldoende informatie heeft om zonder zitting uitspraak te doen. Eiseres heeft het griffierecht van € 48,- niet betaald, wat de rechtbank verhindert om de zaak inhoudelijk te behandelen. De rechtbank heeft eiseres op 22 februari 2020 een aangetekende brief gestuurd met het verzoek het griffierecht binnen twee weken te betalen, maar het bedrag is niet ontvangen en eiseres heeft geen geldige reden opgegeven voor deze niet-betaling. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet in een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.