ECLI:NL:RBMNE:2020:4558

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
16-238282-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van krakers voor het kraken van panden in Utrecht

Op 27 oktober 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vijftien krakers die op 1 oktober 2019 de panden aan de Burgemeester Reigerstraat in Utrecht hebben gekraakt. De rechtbank heeft de krakers, die eerder al waren veroordeeld voor kraken, veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen, met aftrek van het voorarrest, en een geldboete van 500 euro. De overige krakers kregen een geldboete van 300 euro opgelegd. De rechtbank verwierp het standpunt van de verdediging dat het kraken onderdeel was van een demonstratie en oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen kon worden dat het gebruik van de panden door de eigenaar was beëindigd. Zes verdachten werden vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs was dat zij het pand binnen waren geweest.

De zaak was eerder door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer. Tijdens de zitting op 13 oktober 2020 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M.S. Martherus-Meijers, gehoord. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank concludeerde dat de krakers wederrechtelijk het pand hadden betreden en daar hadden verbleven zonder toestemming van de rechthebbende.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Hoewel de verdachte verklaarde het pand te hebben gekraakt uit protest tegen het kraakverbod, rekende de rechtbank dit aan. Gezien het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld, werd een geldboete van 300 euro passend geacht, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-238282-19
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van 27 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De zaak is door de politierechter in deze rechtbank op 21 februari 2020 verwezen naar de meervoudige kamer. Op 13 oktober 2020 heeft de inhoudelijke behandeling door de meervoudige kamer plaatsgevonden. Dit vonnis is bij verstek gewezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 1 oktober 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging, een pand gelegen aan de [adres] heeft gekraakt;
subsidiair
op 1 oktober 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging, een pand gelegen aan de [adres] dat bij [A] in gebruik is, wederrechtelijk is binnengedrongen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit kan worden bewezen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit vonnis zullen worden opgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het gebruik van de panden nrs. [nummers] aan de [straat] door de aangever was beëindigd. Bij de beoordeling of hiervan sprake is, is het feitelijk gebruik van de panden doorslaggevend. De panden waren aan de binnenkant volledig gestript, zowel in de plafonds als vloeren zaten grote gaten, er was sprake van doorgebroken muren, bouwafval en volgens de verbalisanten die de panden hebben bekeken was het bijna onmogelijk om veilig door de panden te lopen. Voorts waren de panden niet voorzien van gas, water en licht. Aangever heeft verklaard dat de panden sinds maart 2018 helemaal leeg stonden. Hoewel er bij aangever een voornemen tot renovatie bestaat, is niet uit het dossier gebleken dat er iets vaststaat omtrent de aard en omvang daarvan, noch over de aanvang en de duur van de desbetreffende werkzaamheden. Het enkele feit dat zich een omgevingsvergunning van 29 november 2016 in het dossier bevindt, is onvoldoende voor de conclusie dat aangever met de verbouwingswerkzaamheden is aangevangen. In tegendeel, aangever heeft verklaard dat hij sinds die tijd wacht met verbouwen omdat hij in afwachting is van een inritvergunning. Gelet hierop was het gebruik van de panden feitelijk beëindigd. Dat het pand nr. [nummer] en de etalage van nr. [nummer] af en toe door de heer [B] worden gebruikt en het pand nr. [nummer] en de etalage van nr. [nummer] tijdelijk door de heer [C] , maakt dat niet anders. Immers hiermee kan niet worden gesproken van volledig of voldoende feitelijk gebruik van de panden voor een doel waarvoor zij bestemd zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank kan verder wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte wederrechtelijk het pand is binnengedrongen en daar wederrechtelijk heeft vertoefd. Immers gesteld noch gebleken is dat verdachte toestemming had van de rechthebbende om het pand te betreden en daar te verblijven. Aangever heeft uitdrukkelijk verklaard dat hij geen toestemming had gegeven voor het kraken van de panden. Ook uit de inhoud van het briefje van de krakers van 1 oktober 2019 aan de buurtbewoners kan worden afgeleid dat de krakers geen toestemming hadden om het pand te betreden en aldaar te verblijven. Dat niet kan worden vastgesteld dat het pand door middel van braak is betreden maakt voorgaande niet anders. Immers ook zonder dat sprake is van braak kan een pand tegen de wil van de eigenaar worden betreden. Dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking blijkt uit de omstandigheden dat verdachte samen met haar medeverdachten het plan heeft gevat om het pand te kraken, vervolgens het pand is binnengegaan en spullen naar binnen heeft gedragen. Bij de aanhouding zaten bovendien enkele verdachten door zogenaamde lockons aan elkaar vastgeketend.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 1 oktober 2019 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, in het gebouw, gelegen aan de [adres] waarvan het gebruik door de rechthebbende was beëindigd, wederrechtelijk is binnengedrongen en wederrechtelijk aldaar heeft vertoefd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit strafbaar.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Medeplegen van kraken.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een geldboete van € 500,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met anderen een gebouw gelegen aan de [straat] gekraakt. Kraken is een hinderlijk en overlastgevend feit, waarbij een inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht van de aangever. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard het pand te hebben gekraakt uit protest tegen het kraakverbod. Het staat verdachte vrij om deel te nemen aan demonstraties en op te komen voor haar idealen. Deze idealen vormen echter geen vrijbrief voor het plegen van feiten als het bewezenverklaarde. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 januari 2020, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Gelet op het voorgaande en rekening houdende met het feit dat verdachte reeds enkele dagen gedetineerd heeft gezeten, acht de rechtbank een geldboete van € 300,- passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 47, 138a van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 300,00(driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 6 (zes) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mrs. N.M. Spelt en P.A. Buijs rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2020.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 oktober 2019 te Utrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in de woning en/of het gebouw, gelegen aan de [adres]
waarvan het gebruik door de rechthebbende was beëindigd
wederrechtelijk is binnengedrongen en/of wederrechtelijk aldaar heeft
vertoefd;
( art 138a lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 138a lid 3 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 oktober 2019 te Utrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, gelegen aan
de [adres]
bij [A] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte
en/of zijn mededader(s), in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 138 lid 4 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )