ECLI:NL:RBMNE:2020:4533

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 19/2686
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 7 oktober 2020, wordt het verzoek van de heer [A] om vergoeding van proceskosten behandeld. De zaak betreft een eerdere beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de Ziektewet-uitkering van verzoeker. Verweerder had op 15 januari 2019 een besluit genomen, waartegen verzoeker op 25 februari 2019 bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 5 juni 2019 ongegrond verklaard, waarna verzoeker in beroep ging. Op 9 augustus 2019 kwam verweerder echter terug op de beslissing, wat leidde tot intrekking van het beroep door verzoeker.

Verzoeker vraagt nu om vergoeding van zijn proceskosten, waarop verweerder zich heeft geconformeerd aan het standpunt van de rechtbank. De rechtbank oordeelt op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting. De proceskostenvergoeding is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker vast op € 525,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 345,- te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, in aanwezigheid van griffier mr. L.M.A. Koeman, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2686

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S.A. Geerdink),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft bij brief van 14 februari 2020 gereageerd op dit verzoek en aangegeven zich te conformeren aan het standpunt van de rechtbank.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 15 januari 2019 een besluit genomen over de Ziektewet-uitkering van de heer [A] . Op 25 februari 2019 heeft verzoeker hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaarschrift van verzoeker op 5 juni 2019 ongegrond verklaard. Verzoeker is hiertegen op 15 juli 2019 in beroep gegaan. Op 9 augustus 2019 is verweerder op de beslissing op bezwaar van 5 juni 2019 teruggekomen. Hij heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
3. De veroordeling van een partij in de proceskosten in bestuursrechtelijke gedingen is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en aangegeven dat hij zich zal conformeren aan het standpunt van de rechtbank met betrekking tot de proceskostenvergoeding.
5. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
6. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 345,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verweerder heeft bij brief van 9 augustus 2019 toegezegd het griffierecht na uitspraak van de rechtbank te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is op 7 oktober 2020 gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, in aanwezigheid van mr. L.M.A. Koeman, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.