In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening en proceskostenvergoeding. Verzoekster had op 20 december 2018 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een reclameobject. Aangezien het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes niet tijdig op deze aanvraag had beslist, werd de vergunning op 15 februari 2019 van rechtswege verleend. Het college maakte deze vergunning op 30 april 2020 bekend, waarop geen bezwaren werden ingediend binnen de daarvoor geldende termijn. Op 22 juli 2020 ontving verzoekster een bevestiging van de vergunning met voorschriften, maar na een foutieve tweede publicatie op 24 juli 2020 werden er alsnog bezwaarschriften ingediend.
Verzoekster diende vervolgens een verzoek in bij de voorzieningenrechter om de opschorting van de werking van de vergunning op te heffen. Het college verklaarde op 21 september 2021 dat de na de tweede publicatie ingediende bezwaarschriften niet-ontvankelijk zouden worden verklaard. Uiteindelijk trok verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening in en vroeg om vergoeding van haar proceskosten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college de proceskosten van verzoekster moest vergoeden, vastgesteld op € 525,-, en daarnaast het griffierecht van € 354,- moest betalen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 oktober 2020, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.