ECLI:NL:RBMNE:2020:4511

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
8763379 LV EXPL 20-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte wegens huurachterstand en betalingsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap KOLIBRIE VASTGOED B.V. (eiser) en een andere besloten vennootschap (gedaagde). KOLIBRIE vorderde ontruiming van een bedrijfsruimte in Lelystad vanwege huurachterstand. De gedaagde partij huurde de ruimte voor een pannenkoekenrestaurant en had een huurachterstand opgebouwd van € 15.611,84 tot en met oktober 2020. KOLIBRIE stelde dat de gedaagde na de huurbetaling over november 2019 vrijwel geheel was gestopt met betalen. Ondanks toezeggingen om de huurachterstand in te lossen, was dit niet gebeurd, wat KOLIBRIE noopte tot het starten van een procedure.

Tijdens de zitting op 13 oktober 2020 erkende de gedaagde de huurachterstand, maar gaf aan dat er een misverstand was over een betalingsregeling. De kantonrechter oordeelde dat de spoedeisendheid van de zaak was gegeven, gezien de aard van de vordering en het belang van KOLIBRIE bij tijdige huurbetalingen. De rechter concludeerde dat de huurachterstand meer dan drie maanden bedroeg, wat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming rechtvaardigde. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis.

De kantonrechter wees de vorderingen van KOLIBRIE grotendeels toe, inclusief de betaling van de huurachterstand, contractuele boetes en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat KOLIBRIE direct kan overgaan tot ontruiming indien de gedaagde niet binnen de gestelde termijn voldoet aan de betalingsverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 8763379 LV EXPL 20-25
Kort geding vonnis van 27 oktober 2020
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOLIBRIE VASTGOED B.V.,
statutair gevestigd te Beetsterzwaag,
verder ook te noemen Kolibrie,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.R. van Thoor,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
verschenen bij [B] .

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding van 28 september 2020 is [gedaagde] opgeroepen om te verschijnen ter terechtzitting van 13 oktober 2020.
1.2.
Op deze terechtzitting is namens Kolibrie [A] verschenen. Namens [gedaagde] is [B] verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt thans van Kolibrie de bedrijfsruimte aan het adres [adres] te Lelystad. [gedaagde] drijft daarin een pannenkoekenrestaurant.
2.2.
De huur bedraagt € 2.484,83 per maand.
2.3.
Er is een huurachterstand ontstaan.
2.4.
Op grond van artikel 26.2 van de toepasselijke algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte is [gedaagde] bij te late betaling van het uit hoofde van de huurovereenkomst verschuldigde bedrag, een boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, met een minimum van € 300,00 per maand, aan Kolibrie verschuldigd.

3.Het geschil

3.1.
Kolibrie vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om het gehuurde binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis met al het hare en de haren te ontruimen, bij gebreke waarvan Kolibrie de ontruiming mag laten uitvoeren conform artikel 555 e.v. jo 444 Rv;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 16.611,84 ter zake van de achterstallige huur tot en met september 2020;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.200,00 ter zake van de (gematigde) contractuele boetes over de achterstallige huur tot en met september 2020;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de huurpenningen ad € 2.484,83 per maand, of ieder gedeelte van de maand, vanaf oktober 2020 tot aan ontruiming voor zover die onbetaald blijven door [gedaagde] , te vermeerderen met de contractuele boete van € 300,00;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding ter hoogte van drie maandelijkse huurtermijnen van in totaal € 7.454,49;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 941,12 ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, inclusief het salaris gemachtigde en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vonnisdatum tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
Kolibrie stelt daartoe dat [gedaagde] na de huurbetaling over november 2019, welke pas in januari 2020 is voldaan, (vrijwel) geheel is gestopt met het betalen van de huur. Voor de periode van 1 april 2020 tot 1 juni 2020 is een lager huurbedrag in rekening gebracht. Ondanks betalingstoezeggingen is de huurschuld niet volledig ingelost. Kolibrie was daardoor genoodzaakt om een procedure te starten. Tot en met oktober 2020 bedraagt de huurachterstand € 15.611,84. De waarborgsom dekt minder dan de helft van de huurachterstand. De huurachterstand rechtvaardigt ontruiming van het bedrijfspand. Kolibrie vordert verder de contractuele boete. Zij matigt deze boete, die berekend vanaf november 2019 € 3.300,00 zou bedragen, tot € 1.200,00. Voorts is [gedaagde] de nog niet vervallen huurtermijnen tot de ontruiming verschuldigd, een voorschot op de schadevergoeding ter hoogte van drie maandelijkse huurtermijnen en de buitengerechtelijke incassokosten. Kolibrie heeft een spoedeisend belang bij haar vordering. Zij loopt het risico dat haar financiële belangen niet zijn gewaarborgd en dat de achterstand alleen maar oploopt in afwachting van een vonnis in een bodemprocedure.
3.3.
[gedaagde] erkent de door Kolibrie gestelde huurachterstand tot en met oktober 2020. Kolibrie ging er van uit dat er een betalingsregeling was getroffen. Door een misverstand is een maandtermijn niet voldaan. Dat is inmiddels rechtgezet. [gedaagde] heeft een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in verband met de coronacrisis. Zodra deze tegemoetkoming is uitbetaald, zal deze aan Kolibrie worden overgemaakt. [gedaagde] wil zijn zaak graag voortzetten.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid van de zaak is gegeven met de aard van de vordering. Kolibrie heeft belang bij een tijdige betaling van de huur.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van de voorlopige voorziening zoals door Kolibrie wordt gevorderd, het in hoge mate waarschijnlijk moet zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Beoordeeld dient dus te worden of al dan niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de huurachterstand van [gedaagde] ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
4.3.
[gedaagde] erkent de huurachterstand tot en met oktober 2020. Betalingsonmacht ontheft [gedaagde] niet van haar betalingsverplichting. Het gevorderde bedrag aan huurachterstand zal dan ook worden toegewezen.
4.4.
De huurachterstand bedraagt meer dan drie maanden. Op grond van het gevoerde beleid, waarbij bij een huurachterstand van drie maanden of meer ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde kan worden uitgesproken, is het aannemelijk dat de bodemrechter tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal komen. Dit betekent dat de in deze procedure gevorderde ontruiming van het gehuurde voor toewijzing in aanmerking komt. De ontruimingstermijn wordt op 14 dagen bepaald.
4.5.
De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat Kolibrie ter zitting heeft gesteld niet op ontruiming van het gehuurde uit te zijn. Zij wil, nadat het vonnis is gewezen, met [gedaagde] in gesprek om tot een betalingsregeling te komen. Kolibrie zal daarom niet onmiddellijk tot ontruiming van het gehuurde overgaan.
4.6.
[gedaagde] voldoet te laat aan haar huurbetalingsverplichting. De gevorderde boete wegens te late betaling tot en met september 2020 is daarom toewijsbaar.
4.7.
De gevorderde betaling van de huur tot de ontruiming, bij te late betaling vermeerderd met de onder 2.4 genoemde boete, zal als onderstaand worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde betaling van een voorschot op de schadevergoeding wordt afgewezen. Thans is onvoldoende aannemelijk dat deze schade, die Kolibrie stelt mogelijk te lijden door leegstand van de bedrijfsruimte na ontruiming, wordt geleden.
4.9.
Kolibrie maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Kolibrie heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Kolibrie worden begroot op:
- dagvaarding € 88,03
- griffierecht € 996,00
- salaris gemachtigde €
720,00
Totaal € 1.804,03
De gevorderde nakosten en de rente worden als onderstaand toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde aan het adres [adres] te [vestigingsplaats] binnen 14 dagen na betekening van het vonnis met al het hare en de haren te ontruimen, bij gebreke waarvan Kolibrie de ontruiming mag laten uitvoeren conform artikel 555 e.v. jo 444 Rv;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Kolibrie van een bedrag van € 15.611,84 ter zake van de achterstallige huur tot en met oktober 2020;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Kolibrie van een bedrag van € 1.200,00 ter zake van de contractuele boetes over de achterstallige huur tot en met september 2020;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Kolibrie van de huurpenningen ad € 2.484,83 per maand, of ieder gedeelte van de maand, vanaf november 2020 tot aan ontruiming en, voor zover die onbetaald blijven door [gedaagde] , te vermeerderen met de contractuele boete van
€ 300,00;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Kolibrie van een bedrag van € 941,12 ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van Kolibrie, tot op heden begroot op € 1.804,03, waarin begrepen € 720,00 aan kosten gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Kolibrie volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2020.