Uitspraak
Vonnis van 21 oktober 2020in de zaak van
1.Inleiding
2.Beoordeling
nietdat de inboedel eerlijk verdeeld is, of dat [eiseres] de helft heeft meegenomen. De conclusie is dat dat kennelijk niet gebeurd is. [verweerder] zegt expliciet dat hij de spullen die [eiseres] nog wil hebben niet meer heeft. Dan moet het dus toch maar de vergoeding worden. Zijn betwisting van de waarde is zo algemeen dat de rechtbank ook daarmee niet veel kan. Daarom zal ook op dit punt de vordering van [eiseres] worden toegewezen.
autois verkocht via Marktplaats. Volgens [verweerder] heeft hij er € 2.600 voor gekregen. Er waren hogere biedingen, maar volgens [verweerder] (op de zitting) waren dat vrienden van hem, die mee boden om de prijs op te drijven. Dat is op zich niet onaannemelijk, en [eiseres] heeft er niet meer op gereageerd. [verweerder] heeft wel nog een mail overgelegd van [A] van 9 juli 2020, die schrijft dat hij de auto voor [verweerder] verkocht heeft voor € 2.600, dat hij hem eerst gerepareerd heeft, en dat hij aan onderdelen € 912 heeft uitgegeven. Dat bedrag wil [verweerder] nu weer van de verkoopprijs aftrekken. Dat doet de rechtbank niet. [verweerder] legt niet uit waarom hij nu pas bedenkt dat hij die kosten wil verrekenen – als hij zoveel geld heeft uitgegeven aan onderdelen, is het vreemd dat hij dat eerder vergeten was. En [A] zegt niets over reparaties die niet zijn uitgevoerd omdat [verweerder] er geen geld voor had, zoals hij op de zitting zei. De rechtbank houdt het dus bij €2.600, zoals [verweerder] aanvankelijk ook zei.
quad, die verkocht is via Marktplaats. Volgens [verweerder] heeft hij die (na de peildatum) verkocht voor € 3.900. Ter onderbouwing verwijst hij nu naar productie 7 (stuk 69), een bankafschrift met een bijschrijving van € 3.900 onder vermelding van ‘yamaha raptor’. Dit stuk zat al eerder in het dossier, maar de rechtbank heeft daar niet naar kunnen kijken. Zoals de beide advocaten zullen weten: rechters mogen alleen stukken bij de beoordeling betrekken waarop partijen in hun processtukken een beroep gedaan hebben, en dat had [verweerder] niet gedaan. Hij had overigens ook niet uitgelegd dat een ‘yamaha raptor’ een quad is; dat is ook geen feit van algemene bekendheid. Inmiddels is dat duidelijk, en [eiseres] is bereid om deze waarde te accepteren. Daarom hoeft de rechtbank hier niet verder op in te gaan.
motorboothetzelfde is als de kajuitvlet, is inmiddels duidelijk. Nu is er weer verwarring over een buitenboordmotor die er wel of niet bij hoort. Er is een advertentie overgelegd waarin [verweerder] op Marktplaats een ‘leuke stalen kajuitboot met 9.9yamaha 4takt elextrische start’ te koop aanbiedt voor € 1.250, met vermelding dat het ‘moterblok yamaha 9.9 4takt langstaart ook los te koop’ is voor € 800. [eiseres] neemt nu het standpunt in dat de boot verkocht is voor € 1.250 en de motor voor € 725. Dat lijkt dubbelop, omdat boot en motor samen werden aangeboden voor € 1.250. Volgens [verweerder] heeft hij voor de boot (met of zonder motor?) € 500 gekregen. En de motor was volgens hem (in processtuk 115) niet van partijen maar van een vriend, voor wie hij die probeerde te verkopen.
twee platbodems, die volgens [eiseres] tot de gemeenschap behoorden en die zij volgens [verweerder] alleen een enkele keer mochten lenen. [eiseres] heeft verschillende foto’s overgelegd en een advertentie op Marktplaats waarin [verweerder] er één te koop aanbiedt. Volgens [verweerder] deed hij dat voor zijn broer, die er eigenaar van was. Ná het tussenvonnis is [verweerder] hierover enigszins concreet geworden: hij heeft de registratienummers genoemd en de namen van de eigenaren, en hij verwijst naar een register waaruit zou blijken dat hij geen eigenaar is en dat ook nooit geweest is. Dat bewijs heeft hij zelf echter niet overgelegd, terwijl hij kennelijk wel precies weet hoe het werkt. Ook al heeft [eiseres] op dit punt de bewijslast, de rechtbank verwacht van [verweerder] een concretere onderbouwing van zijn verweer. Hij krijgt een laatste kans om zijn verweer op dit punt aan te vullen.
speedbootis niets meer gehoord. De rechtbank gaat ervan uit dat die er niet was.
bankrekeningenheeft de rechtbank al geoordeeld. [eiseres] heeft daarmee ingestemd, [verweerder] heeft er niet op gereageerd. Dit hoeft dus niet meer besproken te worden.
verhuur van het bijgebouwis al gezegd dat de rechtbank uitgaat van vijf maanden verhuur voor € 500 per maand, in totaal € 2.500. [verweerder] wil de gemaakte kosten daarmee nog verrekenen. Hij heeft de gelegenheid gekregen om die kosten en de hoogte daarvan te onderbouwen, en hij heeft dat als volgt gedaan:
het bedrijf van [verweerder]. Hij heeft een eenmanszaak, en daarvoor had hij een persoonlijk krediet bij de Rabobank van € 25.000, dat hij na de peildatum heeft afgelost. [verweerder] wil de waarde van het bedrijf gelijkstellen met het eigen vermogen (dat negatief was en is), en daarnaast het krediet verrekenen.