ECLI:NL:RBMNE:2020:4490

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
NL19.9583
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van gemeenschappelijk eigendom na relatiebreuk met betrekking tot woning en hypotheek

In deze zaak gaat het om de verdeling van een woning die gemeenschappelijk eigendom is van twee partijen, [eiseres] en [verweerder], die een relatie van ongeveer 20 jaar hebben gehad en samen een dochter hebben. Na hun scheiding in 2010 is [verweerder] in de woning blijven wonen, terwijl [eiseres] feitelijk in een recreatiewoning verbleef. [Eiseres] heeft de procedure aangespannen om de verdeling van de woning te regelen, met verzoeken om de woning aan [verweerder] toe te delen met verrekening van de overwaarde, of om de woning aan haar toe te delen als er geen overwaarde is. [Verweerder] heeft verweer gevoerd en een tegenvordering ingediend om de woning met hypotheek aan hem toe te delen zonder verrekening.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat er een taxatierapport is overgelegd, waaruit blijkt dat de waarde van de woning € 410.000 bedraagt. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen formele eiswijziging is gedaan door [eiseres], omdat haar voorstellen niet in een duidelijk petitum zijn gepresenteerd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er geen vorderingen liggen voor dwangsommen of andere dwangmiddelen bij de verkoop van de woning.

De rechtbank heeft [verweerder] een laatste kans gegeven om de woning over te nemen, met de voorwaarde dat hij dit binnen vier weken aan [eiseres] moet melden. Als hij niet in staat is om de woning over te nemen, moet deze verkocht worden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de kosten van de procedure gecompenseerd worden, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moeten dragen. Het vonnis is uitgesproken op 21 oktober 2020.

Uitspraak

vonnis
_ RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: NL19.9583
Vonnis van 21 oktober 2020in de zaak van
[eiseres] ,
wonend in [woonplaats] , eiseres van de vordering,
verweerster op de tegenvordering, hierna te noemen: [eiseres] , advocaat mr. W.H.J. Luijer,
tegen
[verweerder] ,
wonend in [woonplaats] , verweerder op de vordering, eiser van de tegenvordering, hierna te noemen: [verweerder] , advocaat mr. N.J. Hos.

1.Inleiding

1.1.
[eiseres] en [verweerder] hebben ongeveer 20 jaar een relatie met elkaar gehad. Zij hebben samen een dochter, die nog minderjarig is. In 2006 hebben zij samen een huis gekocht, [adres] in [woonplaats] . Toen zij in 2010 uit elkaar gingen, is [verweerder] daar blijven wonen met de dochter. [eiseres] is er nog lange tijd ingeschreven geweest, terwijl zij feitelijk in een recreatiewoning woonde.
1.2.
[eiseres] heeft deze procedure aanhangig gemaakt om deze kwestie af te wikkelen. Haar eis komt hierop neer:
  • vaststelling van de verdeling van het huis;
  • toescheiding van het huis aan [verweerder] met verrekening van de overwaarde, óf, als er geen overwaarde is, toescheiding van het huis aan haar;
  • benoeming van een taxateur om de waarde vast te stellen;
  • veroordeling van [verweerder] om de taxateur toegang te verlenen, op straffe van een dwangsom;
  • een nader te bepalen gebruiksvergoeding.
1.3.
[verweerder] voert verweer. Zijn tegenvordering houdt in dat het huis met hypotheek aan hem wordt toegescheiden, zonder verrekening.
1.4.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 december 2019. Daar is afgesproken dat partijen samen opdracht zouden geven voor taxatie van het huis, en dat [verweerder] op basis van die taxatie zou laten weten of hij de overname kon financieren.
1.5.
Uiteindelijk (na aanmaning door de griffier) heeft [eiseres] een taxatierapport overgelegd, waarin de waarde per 9 juni 2020 gesteld is op € 410.000. [eiseres] heeft ook in een ‘Akte uitlaten’ gereageerd op die taxatie. De akte bevat ook allerlei voorstellen voor andere beslissingen, maar geen formele eiswijziging. [verweerder] heeft niets laten horen.
1.6.
De rechtbank heeft daarom bepaald dat vonnis gewezen zou worden. Daarna heeft [verweerder] toestemming gevraagd om nog te reageren op de akte van [eiseres] . Dat is (vanwege de stroperigheid van deze procedure, waarin al een aantal keren termijnen zonder bericht verstreken zijn) niet toegestaan. In dit vonnis kan beoordeeld worden of een reactie inderdaad nog nodig is.

2.Beoordeling

2.1.
In deze zaak gaat het om een huis, dat gemeenschappelijk eigendom is van twee mensen die al tien jaar uit elkaar zijn. [eiseres] is nog steeds mede-eigenaar van het huis waar [verweerder] woont, en zij is medeaansprakelijk voor de hypotheek. Partijen zijn het erover eens dat dat niet wenselijk is. Het huis moet dus verdeeld worden, en wel zo snel mogelijk.
2.2.
Het huis is inmiddels getaxeerd. Beslissingen over die taxatie zijn dus niet meer nodig.
2.3.
Een huis kan op verschillende manieren verdeeld worden. [eiseres] wilde alleen toescheiding aan haar, wanneer er geen overwaarde zou zijn. Dat is niet aan de orde. Voor toescheiding aan [verweerder] is vereist dat hij dat kan financieren. Dat is onbekend; hijzelf heeft zoals gezegd niets laten horen. Waarschijnlijk zou het wel in het belang van de dochter zijn als zij daar zou kunnen blijven wonen. Daarom wil de rechtbank hem een laatste kans geven, in de vorm van een korte termijn om die overname nog te realiseren. Langer dan dat mag hij [eiseres] niet aan het lijntje houden. Als [verweerder] het huis niet kan of wil overnemen, moet het verkocht worden. Daar zal hij dan aan moeten meewerken.
2.4.
In haar laatste akte doet [eiseres] verschillende aanvullende voorstellen, onder andere over dwangmiddelen om [verweerder] te bewegen mee te werken aan verkoop, en over de verdeling van de overwaarde. Zij formuleert echter geen eiswijziging. Dat lijkt kinderachtig, maar dat is het niet. Niet de rechter bepaalt waarover hij beslist, dat doen partijen. En wel door hun vorderingen formeel, in een overzichtelijk petitum, aan de rechter voor te leggen. Op die manier weet ook de wederpartij precies waartegen hij zich moet verweren. In de procesinleiding stond de eis tenminste nog min of meer bij elkaar, onder het kopje ‘Wat is de vordering’. In de laatste akte is zelfs dat niet gebeurd. Een eiswijziging hoort bovendien ook in de kop van het document te worden aangekondigd, zodat de wederpartij ook zonder het stuk grondig te lezen meteen weet dat hij daarop moet letten. Dat is hier ook niet gebeurd. De rechtbank vat daarom de voorstellen van [eiseres] in de akte niet op als formele vorderingen.
2.5.
Dat wil zeggen dat er geen vordering ligt voor dwangsommen of andere dwangmiddelen bij de verkoop, en dat de rechtbank die ook niet zal opleggen. [verweerder] doet er
wel verstandig aan gewoon mee te werken aan verkoop. Als hij dat niet doet, kunnen die dwangmiddelen namelijk in een kort geding eventueel alsnog worden opgelegd, met alle kosten en andere sores van dien.
2.6.
Er is wel aanleiding om hier iets te zeggen over de wijze van verdeling van de overwaarde en over de kosten in de afgelopen jaren. Hier is het uitgangspunt dat de hypotheekrente voor rekening van [verweerder] was (zijn woonlasten). De premie voor de spaarpolis heeft het karakter van aflossingen, en dus van vermogensopbouw. Voor zover [eiseres] daarin bijdroeg, heeft zij recht op een aandeel in het opgebouwde vermogen. De peildatum hiervoor is dus de datum waarop zij daarmee is gestopt. Dat is voor [eiseres] ongunstig, omdat bij dergelijke polissen de kosten vooral in de eerste jaren zwaar drukken op de vermogensopbouw, maar dat is gegeven met het karakter van zo’n polis en met het feit dat zij gestopt is met bijdragen. De vermogensopbouw na het uiteengaan is voor degene die de premies feitelijk is blijven betalen, en aan wie de polis toen dus feitelijk is toegescheiden.
2.7.
Of het resultaat hiervan onbillijk is, omdat [eiseres] al die jaren huur betaald heeft zonder vermogensopbouw, hangt af van een heleboel omstandigheden waarover de rechtbank geen informatie heeft. Zoals de inkomens aan weerszijden en de reden waarom het huis zo lang onverdeeld gebleven is. Daar kan de rechtbank in dit vonnis niet over oordelen.
2.8.
[eiseres] vordert ook een gebruiksvergoeding, die zij – in haar allerlaatste processtuk
– heeft gespecificeerd: € 250 per maand. Zij specificeert geen ingangsdatum, en geen argumenten om zo’n vergoeding met terugwerkende kracht vast te stellen. De rechtbank ziet ook geen reden om dat nu, zo kort voor de toescheiding of verkoop, alsnog te doen. Dit onderdeel zal daarom worden afgewezen.
2.9.
De rechtbank kan dus nu beslissen over alle onderdelen van het gevorderde. Een aanvullende reactie van [verweerder] is daarvoor niet meer nodig, omdat de laatste akte van [eiseres] voor een relevant deel buiten beschouwing blijft. Omdat de zaak nauw samenhangt met de afwikkeling van de relatie tussen partijen, zullen de kosten gecompenseerd worden. Dat wil zeggen dat ieder van hen de eigen kosten moet dragen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt de wijze van verdeling van de woning [adres] in [woonplaats] vast, als volgt:
  • als [verweerder] kans ziet om het huis over te nemen tegen de getaxeerde waarde, dan moet hij dat binnen vier weken berichten aan [eiseres] , en dan moet hij ervoor zorgen dat het transport binnen drie maanden kan plaatsvinden;
  • zo niet, dan moet het huis verkocht worden, door bemiddeling van een in overleg aan te wijzen makelaar, met een oplevertermijn van maximaal vier maanden;
3.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
3.4.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten moet dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2020.