ECLI:NL:RBMNE:2020:4486

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
C/16/498955 / KG ZA 20-122
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot verwijdering van BKR-registratie in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en de Volksbank N.V. De eiseres vorderde de verwijdering van kredietregistraties die op haar naam stonden in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van de Stichting BKR. Deze registraties waren het gevolg van een betalingsachterstand op een krediet dat door de Volksbank was verstrekt. De eiseres had in 2017 een betalingsregeling getroffen en de volledige schuld inmiddels afgelost, maar de registratie bleef nog ongeveer twee jaar bestaan. De eiseres stelde dat de registratie haar kansen op het verkrijgen van een hypothecaire lening voor een nieuwbouwwoning in de weg stond.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de registratie, hoewel gerechtvaardigd, niet langer voldeed aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechter concludeerde dat de persoonlijke belangen van de eiseres zwaarder wogen dan het maatschappelijk belang van de registratie. De Volksbank had onvoldoende argumenten aangedragen om de registratie te handhaven, vooral gezien de goede betalingsmoraal van de eiseres en haar huidige financiële situatie. De vordering van de eiseres werd toegewezen, en de Volksbank werd veroordeeld om de registratie binnen 48 uur na betekening van het vonnis te verwijderen. Daarnaast werd de Volksbank in de proceskosten veroordeeld, die op € 1.284,00 werden begroot.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij kredietregistraties en de noodzaak om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/498955 / KG ZA 20-122
Vonnis in kort geding van 14 april 2020
in de zaak van
[eiseres]wonende te [woonplaats] eiseres
hierna te noemen: [eiseres]
advocaat mr. A. Frederiksen
tegen
de naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V.
gevestigd te Utrecht gedaagde
hierna te noemen: de Volksbank advocaat mr. M.H. Berrevoets

1.De procedure

1.1.
In verband met de coronacrisis heeft geen mondelinge behandeling van dit kort geding plaatsgevonden. In plaats daarvan is er schriftelijk geprocedeerd. Partijen zijn daarover vooraf per e-mail door de rechtbank geïnformeerd.
1.2.
Er zijn de volgende processtukken overgelegd:
  • de dagvaarding met daarbij de producties 1 tot en met 14
  • de nagekomen producties 15 tot en met 18 van [eiseres]
  • het verweer van de Volksbank (genaamd conclusie van antwoord) met daarbij productie 1
  • de reactie van [eiseres] op het verweer van de Volksbank (genaamd conclusie van repliek) met daarbij gevoegd de producties 19 tot en met 22
  • de reactie van de Volksbank op de reactie van [eiseres] (genaamd conclusie van dupliek) met daarbij gevoegd de producties 2 en 3.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft deze stukken bekeken en is toen tot de conclusie gekomen dat hij voldoende geïnformeerd was om vonnis te kunnen wijzen en dat het daarom niet nodig was om nog aan partijen vragen te stellen of partijen nog te horen (telefonisch of via Skype).
Partijen zijn hiervan bij e-mail van 7 april 2020 door de rechtbank op de hoogte gebracht. Daarbij is toen ook verteld dat er vóór 17 april 2020 vonnis zal worden gewezen in deze zaak.

2.Waar gaat het in dit kort geding over?

2. Het gaat in dit kort geding om verwijdering van de coderingen in het CKI van de Stichting BKR op naam van [eiseres] , die op verzoek van de Volksbank zijn opgenomen. [eiseres] is met de codes A en 2 geregistreerd, omdat zij:
  • in oktober 2012 een betalingsachterstand had met betrekking tot een aan haar door de Volksbank (SNS) verleend krediet van€ 5.000 (code A),
  • de Volksbank het krediet (ten bedrage van€ 5.066,12) in maart 2013 ineens en in haar geheel heeft opgeëist (code 2).
[eiseres] heeft door middel van een met de Volksbank getroffen betalingsregeling in 2017
de volledige schuld aan de Volksbank betaald. De registratie duurt nog ongeveer twee jaar. [eiseres] vindt dat deze registratie nu al moet eindigen en vordert in dit kort geding dat de Volksbank wordt veroordeeld om daarvoor, op straffe van een dwangsom, te zorgen.
Ook vordert zij op grond van artikel 6:96 lid 2 onder c Burgerlijk Wetboek (BW) vergoeding van€ 820 aan buitengerechtelijke incassokosten.

3.De beoordeling

Spoedeisend belang
3.1.
De Volksbank erkent terecht dat sprake is van spoedeisend belang.
Verwijdering kredietregistratie
3.2.
Vooropgesteld wordt dat partijen het erover eens zijn dat de Volksbank terecht de op naam van [eiseres] opgenomen coderingen in het CKI van de Stichting BKR heeft laten registreren. Deze registratie duurt nog ongeveer twee jaar.
Maar ook een gerechtvaardigde registratie kan volgens de toepasselijke wetgeving (AVG) voor het verstrijken van de looptijd daarvan moeten worden verwijderd.
Dit is het geval als het doel van de registratie van in dit geval de A2-codering, niet meer voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
3.3.
Het doel van de kredietregistratie is het bevorderen van een maatschappelijk verantwoorde financiële dienstverlening. Het gaat daarbij om bescherming:
van consumenten tegen overkreditering en andere financiële problemen (problematische schuldsituaties), en
van kredietaanbieders tegen financiële risico's bij kredietverlening en het voorkomen en bestrijden van misbruik en fraude.
3.4.
Het persoonlijke belang van [eiseres] bij verwijdering van de kredietregistratie is dat zij, zo voert [eiseres] aan, dan een reële kans heeft om een hypothecaire geldlening te verkrijgen die zij nodig heeft voor de aankoop van de door haar gewenste nieuwbouwwoning in [woonplaats] . Zij heeft daarvoor al een koop-aannemeningsovereenkomst gesloten. Zij moet, zo heeft zij onderbouwd aangevoerd, vóór 17 april 2020 de financiering voor deze woning rond krijgen.
Het is, anders dan de Volksbank aanvoert, aannemelijk dat de kredietregistratie aan het verkrijgen van deze financiering in de weg staat. Dat [eiseres] ondanks deze registratie, zoals de Volksbank aanvoert, een aantal leningen heeft kunnen krijgen, wil nog niet zeggen dat dit bij een hypothecaire geldlening ook het geval zal zijn. [eiseres] heeft voldoende gemotiveerd onderbouwd dat dit niet zo is en dat het beleid van hypotheekverstrekkers nu juist is dat bij een registratie geen hypotheek wordt verleend; bij registratie word je, aldus [eiseres] , al bij de poort afgewezen. Het kan misschien zo zijn dat er een hypotheekverstrekker is die ondanks de registratie onder niet marktconforme tarieven een hypotheek wil verlenen, maar dit doet niet af aan het belang van [eiseres] om verwijdering van de registratie te willen
bewerkstelligen. [eiseres] heeft er belang bij dat zij onder marktconforme tarieven een hypotheek kan verkrijgen. [eiseres] heeft daarmee een persoonlijk belang bij de verwijdering van de kredietregistratie.
3.5.
Er zal dus een belangenafweging moeten worden gemaakt. Zijn er bijzondere omstandigheden die maken dat het maatschappelijk belang van de registratie van de achterstand en opeising moet wijken voor het persoonlijk belang van [eiseres] ?
De voorzieningenrechter is van mening dat [eiseres] aannemelijk heeft gemaakt dat die bijzondere omstandigheden er zijn. Hierna zal worden uitgelegd waarom dit zo is.
3.6.
De schuld die is geregistreerd, betrof een (relatief) kleine schuld. Het ging om een krediet van € 5.000 en de betalingsachterstand bedroeg nog geen honderd euro toen het krediet ineens en in haar geheel werd opgeëist. De reden dat de schuld aan de Volksbank is ontstaan, zo heeft [eiseres] onweersproken aangevoerd, is dat haar vriend (haar huidige echtgenoot) toen ernstig depressief was (met zelfmoordneigingen), waardoor de aflossing van de schuld aan de Volksbank op de achtergrond is geraakt.
De schuld ontstond dus niet, omdat [eiseres] kort gezegd een gat in haar hand. Er zijn ook geen omstandigheden gebleken die erop wijzen datgeen goede betalingsmoraal heeft. Niet is gebleken dat [eiseres] nog meer schulden heeft (gehad) dan de schuld aan de Volksbank.
De schuld inclusief rente en (proces-) kosten is na het treffen van een betalingsregeling in 2017 volledig door [eiseres] aan de Volksbank betaald en bestaat dus niet meer.
De betalingsregeling die partijen hebben getroffen, is door [eiseres] goed nagekomen.
Dat er, zoals de Volksbank aanvoert, lang is gedaan over het aflossen van de (relatief kleine) schuld betekent nog niet dat de betalingsmoraal van [eiseres] niet goed zou zijn. Zij heeft het een aantal jaren zwaar gehad vanwege de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden. Zij heeft de schuld altijd erkend en heeft daarvoor ook een betalingsregeling voor getroffen, die zij is nagekomen. Dat dit een aantal jaren heeft geduurd, kan zo zijn, maar de Volksbank is daarmee zelf akkoord gegaan.
Het is verder, anders de Volksbank aanvoert, aannemelijk dat [eiseres] op dit moment haar zaken financieel op orde heeft. Zij heeft een bedrijf (eenmanszaak) in de zorgsector waarmee zij vanaf 2017 in stijgende lijn inkomsten genereert.
Er zijn geen concrete aanknopingspunten dat, zoals de Volksbank aanvoert, geen sprake is van een financiële stabiele relatie. Daarbij is van belang dat er al ongeveer 3 jaar is verstreken, nadat [eiseres] de volledige schuld aan de Volksbank heeft afgelost en dat [eiseres] alleen voor de schuld aan de Volksbank bij de BKR geregistreerd is geweest. Andere registraties zijn er niet en zijn er ook niet geweest.
3.7.
De conclusie op grond van wat in 3.6. is overwogen, is dat er op dit moment geen, althans onvoldoende, aanwijzingen zijn die maken dat i) [eiseres] moet worden beschermd tegen overkreditering, en dat ii) de kredietaanbieders moeten worden beschermd tegen financiële risico's bij kredietverlening aan [eiseres] . Haar betalingsmoraal is goed en ook haar financiële positie. Het langer handhaven van de kredietregistratie (codering A2) moet daarom wijken voor het persoonlijke belang van [eiseres] . Het is disproportioneel om deze kredietregistratie te handhaven.
3.8.
De Volksbank voert nog aan dat [eiseres] :
  • een (huur)woning heeft, waarvan de maandelijkse lasten lager zijn dan de te kopen woning,
  • mogelijk ondanks de registratie toch een financiering kan verkrijgen, zij het tegen betaling van een hogere rente.
Deze omstandigheden maken het voorgaande echter niet anders, omdat zoals hiervoor is overwogen er geen of nauwelijks reden meer is voor bescherming door middel van kredietregistratie, terwijl [eiseres] wel een persoonlijk belang heeft om te proberen de financiering van de woning die zij wil kopen rond te krijgen en wel tegen marktconforme tarieven. Dat dit mogelijk volgens de Volksbank niet gaat lukken, omdat haar financiële situatie daarvoor niet toereikend zou zijn, doet daaraan niet af. Ook dit moet worden gezien in het licht van het feit dat er geen of nauwelijks belang is bij handhaving van de registratie en dat [eiseres] de kans verdient om een financiering te proberen te verkrijgen.
3.9.
De slotsom is dat de vordering van [eiseres] die ertoe strekt dat de Volksbank de kredietregistratie op haar naam laat verwijderen, zal worden toegewezen.
In de dagvaarding vordert [eiseres] dat de Volksbank dit binnen 24 uur na betekening van dit vonnis moet doen, maar in haar conclusie van repliek geeft zij aan zich ook te kunnen vinden in een termijn van 48 uur na betekening van dit vonnis.
De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, omdat een prikkel tot nakoming van dit vonnis in de vorm van een dwangsom niet nodig lijkt te zijn, aangezien de Volksbank heeft opgemerkt dat zij het vonnis zal nakomen.
Buitengerechtelijke kosten
3.10.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke kosten(€ 820) omdat zij, met inschakeling van een gemachtigde, eerst zonder deze procedure heeft, geprobeerd om de Volksbank zo ver te krijgen om de kredietregistratie te verwijderen. Deze door de Volksbank betwiste vordering wordt afgewezen. Buitengerechtelijke incassokosten kunnen op grond van artikel 6:96 lid 2 onder c BW worden gevorderd als aanspraak wordt gemaakt op schadevergoeding. [eiseres] vordert echter geen schadevergoeding.
Proceskosten
3.11.
De Volksbank zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
  • griffierecht 304,00
  • salaris advocaat
Totaal € 1.284,00
Deze kosten moeten nog worden vermeerderd met de kosten voor betekening van de dagvaarding, voor zover dat is gebeurd (de voorzieningenrechter heeft daar geen zicht op). Met betrekking tot het tarief voor salaris advocaat wordt het volgende opgemerkt. Er wordt hetzelfde tarief toegekend als wanneer het kort geding op de gebruikelijk manier zou zijn behandeld. Reden hiervoor is dat de wisseling van de schriftelijke stukken vergelijkbaar is met wat partijen normaal op de mondelinge behandeling in eerste en tweede termijn zou hebben kunnen aanvoeren.
3.12.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal op de in de beslissing te noemen manier worden toegewezen.
3.13.
De door [eiseres] verzochte nakosten zullen op de in de beslissing te noemen manier worden begroot en de daarover gevorderde wettelijke rente zal op de in de beslissing te noemen manier worden toegewezen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt de Volksbank om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de coderingen in het CKI van de Stichting BKR op naam van [eiseres] te verwijderen.
4.2.
veroordeelt de Volksbank in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.284 te vermeerderen met de dagvaardingskosten voor zover de dagvaarding is betekend en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de aanschrijving om aan het vonnis te voldoen tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt de Volksbank in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op
- € 157,00 € 157,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling
en
- € 82,00 € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,"
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2020 door mr. J.O. Zuurmond.
type: BvdG (4374) coli: