4.4Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak - primaire en subsidiaire feit
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Van de geweldshandelingen die naar het oordeel van de rechtbank wel bewezen kunnen worden, is niet komen vast te staan dat deze door verdachte zijn verricht met het (voorwaardelijk) opzet om het slachtoffer van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen - meer subsidiaire feit
Het NFI heeft pathologisch onderzoek naar het lichaam van het overleden slachtoffer [slachtoffer] gedaan. Het NFI heeft op 20 juli 2020 een rapport uitgebracht. Hierin staat onder meer het volgende:
De hals:
Er was bloeduitstorting in de halsspieren en het onderhuidse weefsel, als volgt:
- laag in het preparaat beiderzijds voorwaarts, uitbreidend in de schuine halsspieren,
beiderzijds circa 11 x 7 cm.
- Links hoog van circa 5 x 2 cm.
- Voorwaarts, uitbreidend in de diepe spieren voorwaarts en links van de luchtpijp.
- Aan de onderrand van het rechterdeel van het tongbeen, circa 2,5 x 1,5 cm.
- Rondom het linkerdeel van het tongbeen, circa 2,5 x 1 cm.
- Aan de achterzijde van het preparaat, van circa 2,5 x 1,5 cm.
- Aan de voorzijde van de wervelkolom meerdere bloeduitstortingen.
Ten aanzien van de doodsoorzaak worden de volgende mogelijkheden overwogen:Inwendig in de hals waren er meerdere bloeduitstortingen, zowel hoog als laag in de
hals. Deze letsels zijn bij leven ontstaan en kunnen worden verklaard door samendrukkend geweld op de hals (met de handen, armen of een structuur) of door stomp-botsend geweld op de hals (vallen, slaan, stoten). Samendrukkend geweld op de hals kan leiden tot belemmering van de bloedtoevoer naar het hoofd, met zuurstofgebrek van de hersenen (cerebrale hypoxie), en het overlijden tot gevolg (verwurging). Daarnaast kunnen samendrukkend en stomp botsend geweld op de hals allebei in zeldzame gevallen ook leiden tot prikkeling van zenuwknopen in de hals, met fatale hartritmestoornissen ('reflex cardiac arrest') tot gevolg. Als zodanig kan het overlijden eventueel verklaard worden door geweldsinwerking op de hals.
[getuige] , huisgenoot van het slachtoffer en van verdachte, is de dag van het overlijden van het slachtoffer als getuige gehoord. Hij verklaarde toen:
Vannacht, tussen 01:00 uur en 01:30 uur, ben ik wakker geworden door het geluid van een ruzie in de vorm van schreeuwende mannen in de kamer van [slachtoffer] , [benadeelde] en [verdachte] . Hierop ben ik naar de kamer van [getuige] , [benadeelde] en [verdachte] gelopen. Ik voelde dat de kamerdeur op slot zat. Ik moest ongeveer 2 a 3 minuten wachten, toen ik zag dat de deur van de kamer open gedaan werd door [verdachte] . Ik zag dat [slachtoffer] in de kamer op de grond lag.
En in een aanvullend verhoor verklaarde getuige [getuige]:
Ik ben gaan slapen en werd pas wakker toen de ruzie gaande was. Ik hoorde ook dat er klappen werden uitgedeeld. Ik hoorde dat er werd gevochten.
[Ik hoorde [slachtoffer] ] naar lucht happen. Ik stond toen bij de deur. Ik wilde de deur ook openmaken. Ik riep dat [slachtoffer] de deur moest openmaken. Ik hoorde een gevecht. Ik riep dat [slachtoffer] de deur moest openmaken en dat ik anders de deur zou inrammen. Ik hoorde [slachtoffer] naar adem happen. Het duurde ongeveer 2 a 3 minuten, waarna het stil werd en [verdachte] de deur open maakte.
De telefoon van getuige [getuige] is enige tijd afgeluisterd. Uit een uitgewerkt tapgesprek van 28 april 2020 blijkt het volgende:
NNman4057 is vermoedelijk [A] .
NNvrouw8944 is moeder van [A] [ [A] noemt NNvrouw8944 'mama' in dit gesprek]
Na een ogenblik ben ik eventjes naar beneden gegaan, want ik wist niet zeker of ... [slachtoffer] dood was, want ik zag alleen dat hij lag. Ik ben naar beneden gegaan en ik vroeg aan [B] en hij zei dat hij snurkt dus hij leeft. Ik heb niet eens verteld dat [B] heeft gezegd dat hij hem wurgde, want ik had het kunnen zeggen en dan zou ik deze [B] ook nog eens hebben onderuitgehaald, maar ik was geen klojo.
En de waarheid is dat ik hoorde dat ie hem wurgde, maar ik wilde het niet meer zeggen, want als ik zou hebben verteld dat hij hem wurgde dan zou ik hem al helemaal door het slijk hebben gehaald.
In een aanvullend verhoor op 13 mei 2020, waarin de getuige wordt geconfronteerd met voornoemd tapgesprek, verklaarde getuige [getuige]:
We zijn naar beneden gegaan en beneden vroeg ik aan [verdachte] of hij nog leefde. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij snurkte. Ik vroeg toen aan [verdachte] of hij hem gewurgd had. [verdachte] zei dat hij hem bijna gewurgd had.
Verdachte heeft over die bewuste nacht onder meer het volgende verklaard:
Ik deelde kamer met [ [slachtoffer] ], hij sliep in de nacht niet. Hij zag er ziekelijk uit, hij moest vaak hoesten. Als je naar hem keek, zag hij er ziekelijk uit. Hij liet ook een document zien waaruit bleek dat hij niet mocht werken, ook dat hij hypertentie had. Hij liet ook medicatie zien, hij zei toen dat hij die medicatie nodig had.
O: Wij hebben het nu over de ruzie in de nacht.A: Ik ben vanaf bed gesprongen en op hem gesprongen. Ik sprong toen met impact op hem af.Mijn handen gingen in zijn richting van de borstkas, bij zijn sleutelbeen. Ik sprong met mijn hele impact op hem af. Ik duwde hem tegen zijn borstkas.
Bewijsoverwegingen
Gedragingen van verdachte
De rechtbank stelt vast dat verdachte en het slachtoffer zeer kort voor het overlijden van het slachtoffer een verbaal en fysiek conflict hadden in hun slaapkamer, waarbij verdachte vanaf een bed met kracht op het slachtoffer is gesprongen. Verdachte duwde hierbij volgens zijn verklaring met zijn handen ter hoogte van de borstkas van het slachtoffer en de rechtbank gaat ervan uit dat het slachtoffer hierdoor ten val is gekomen.
Na sectie zijn inwendige letsels geconstateerd bij het slachtoffer. Op grond van de eerdergenoemde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel vast komen te staan dat verdachte degene is geweest die de letsels in de hals van het slachtoffer heeft toegebracht, en dat het door verdachte toegepaste geweld verder is gegaan dan het geven van een enkele duw. De inwendige letsels in de hals van het slachtoffer kunnen blijkens het pathologieonderzoek worden verklaard door samendrukkend geweld op de hals (met de handen, armen of een structuur) of door stomp-botsend geweld op de hals (vallen, slaan, stoten). Dat de letsels zijn ontstaan door samendrukkend geweld op de hals door verdachte, wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . Hij verklaart dat hij heeft gehoord dat [getuige] naar adem hapte en dat het ongeveer 2 of 3 minuten duurde totdat verdachte de deur van het slot deed. Toen zag hij [slachtoffer] op de grond liggen. [getuige] heeft verder verklaard dat verdachte hem kort na de ruzie heeft gezegd dat hij het slachtoffer bijna had gewurgd. [getuige] verklaart hierover voor het eerst in een (door de politie afgeluisterd) telefoongesprek, met (zo de rechtbank begrijpt) zijn moeder. Dat [getuige] dit niet tijdens zijn eerste twee verhoren bij de politie heeft genoemd, maar pas in zijn derde verhoor – nadat hij door de politie is geconfronteerd met het afgeluisterde telefoongesprek – doet naar het oordeel van de rechtbank aan de betrouwbaarheid van die latere verklaring niet af, nu [getuige] daar in het afgeluisterde telefoongesprek met zijn moeder een reden voor heeft gegeven. Hij zegt haar namelijk dat hij over het bijna wurgen op dat moment nog niets tegen de politie heeft gezegd, om verdachte niet helemaal door het slijk te halen.
Het afgeluisterde telefoongesprek is vertaald door een beëdigd tolk en vertaler. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van die vertaling. Met name ook niet voor zover die vertaling ziet op het woord ‘dusic’, dat als ‘wurgen’ is vertaald. De tolk heeft op verzoek van de politie bovendien nog een keer in het bijzijn van de politie en aan de hand van woordenboeken nader naar de vertaling van het woord ‘dusic’ gekeken. Uit het bewuste proces-verbaal van bevindingen volgt dat geen twijfel kan bestaan over de juistheid van de vertaling van het woord ‘dusic’. Het verweer van de verdediging op dit punt wordt verworpen.
Genoemde bewijsmiddelen, te weten het pathologieonderzoek, de getuigenverklaring en het afgeluisterde telefoongesprek, ondersteunen elkaar op het essentiële punt dat de letsels van het slachtoffer zijn te verklaren door samendrukkend geweld op de hals dat is uitgeoefend door verdachte. De rechtbank leidt uit de verklaring van [getuige] , die hoort dat het slachtoffer naar adem hapt, ziet dat verdachte enkele minuten (2 à 3) daarna de deur opent en de slaapkamer uitloopt en dat het slachtoffer op de grond ligt, af dat dit samendrukkend geweld op de hals heeft plaatsgevonden nadat het slachtoffer ten val is gebracht door de duw/sprong van verdachte. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de niet onderbouwde en op zichzelf staande verklaring van verdachte dat het letsel bij het slachtoffer zou kunnen zijn ontstaan bij een ruzie enkele dagen eerder, waarover het slachtoffer hem zou hebben verteld.
De rechtbank wijst tegen deze achtergrond ook het voorwaardelijke verzoek van de raadsman om [getuige] nader als getuige te horen af, nu zij zich door het verhandelde ter terechtzitting voldoende voorgelicht acht en haar de noodzakelijkheid van het gevraagde verhoor niet is gebleken. De letsels in de hals van het slachtoffer in combinatie met het afgeluisterde telefoongesprek tussen [getuige] en zijn moeder maken dat de verklaring van [getuige] niet op zichzelf staat.
Causaal verband mishandeling en dood slachtoffer
Bij de vraag of in strafrechtelijke zin causaal verband bestaat tussen de mishandeling en de dood van het slachtoffer dient te worden bezien of het ingetreden gevolg – de dood van het slachtoffer – redelijkerwijs aan (de gedragingen van) de verdachte kan worden toegerekend.
Niet hoeft komen vast te staan dat het gevolg (de dood) niet was ingetreden zonder de gedragingen van verdachte.
Uit het pathologieonderzoek blijkt dat de doodsoorzaak niet met zekerheid kan worden vastgesteld, in die zin dat het overlijden van het slachtoffer kan worden verklaard door ernstige ziekelijke hartafwijkingen
en/ofdoor geweldsinwerking op de hals.
Op grond van de resultaten van het toxicologisch onderzoek kan een directe bijdrage van ethanol (alcohol), drugs, geneesmiddelen en/of bestrijdingsmiddelen aan het overlijden van het slachtoffer niet worden geconcludeerd en het overlijden niet worden verklaard.
Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte samendrukkend geweld heeft uitgeoefend op de hals van het slachtoffer. Door samendrukkend geweld uit te oefenen op de hals van het slachtoffer heeft verdachte bijgedragen aan het risico dat het slachtoffer zou komen te overlijden, en heeft hij aldus de overlijdenskans van het slachtoffer vergroot. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de hals kwetsbare en vitale delen bevinden. Verdachte wist bovendien dat het slachtoffer hartproblemen had en een slechte medische conditie, waardoor het slachtoffer kwetsbaarder was dan personen met een “normale” medische conditie.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, alle omstandigheden in aanmerking genomen, de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan (de gedragingen van) verdachte worden toegerekend. Aan dat directe causale verband doet niet af dat ook andere factoren, die betrekking hebben op de slechte medische conditie van het slachtoffer, mogelijk hebben bijgedragen aan zijn overlijden.
Noodweer
De verdediging doet een beroep op noodweer.
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd als aannemelijk is geworden dat het handelen van verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van verdachtes of andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waaronder mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zodanige aanranding.
Hoewel er op grond van het dossier aanwijzingen zijn dat het slachtoffer in de bewuste nacht is begonnen met de ruzie, is het door verdachte toegepaste geweld verder gegaan dan was geboden. Immers, nadat het slachtoffer op de grond lag doordat verdachte op hem was gesprongen, heeft verdachte ook nog samendrukkend geweld op de hals van het slachtoffer toegepast. De verklaring van verdachte biedt, gelet op de al genoemde bewijsmiddelen in het dossier, ook overigens onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte zich proportioneel heeft verweerd tegen een mogelijke aanval van het slachtoffer.