ECLI:NL:RBMNE:2020:4455

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
16/129969-20; 21/007463-14 (vord. tul) en 16/299374-19 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in harddrugs en wapenbezit met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de handel in harddrugs, het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en het voorhanden hebben van een ploertendoder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2019 tot en met 12 mei 2020 te Lelystad samen met anderen opzettelijk heeft gehandeld in GHB, MDMA, cocaïne en amfetamine. Op 12 mei 2020 werd bij de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid GHB, MDMA, cocaïne en amfetamine aangetroffen, evenals een ploertendoder. De rechtbank heeft de tenlastelegging in detail besproken en de verdachte vrijgesproken van de heling van een fiets, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij dit feit.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 24 maanden had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had eerder soortgelijke veroordelingen en er was sprake van een hoog recidiverisico. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling, om de kans op herhaling te verkleinen. Daarnaast is de inbeslaggenomen ploertendoder onttrokken aan het verkeer en is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/129969-20; 21/007463-14 (vord. tul) en 16/299374-19 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in / verblijvende te P.I. Vught, PPC.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 augustus 2020 en 6 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.C. Smits en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. F.N. Dijkers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 18 augustus 2020 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/129969-20:
1.
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 12 mei 2020 te Lelystad, samen met één of meer anderen, telkens opzettelijk heeft gehandeld in GHB en/of MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine;
2.
op 12 mei 2020 te Lelystad, samen met één of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 1.454,90 ml GHB en/of 2,26 gram MDMA en/of 11,89 gram cocaïne en/of 4,27 gram amfetamine;
3.
op 12 mei 2020 te Lelystad een ploertendoder voorhanden heeft gehad;
4.
op 12 mei 2020 te Lelystad, samen met één of meer anderen, een fiets van het merk Batavus heeft geheeld.
Parketnummer 16/299374-19 (hierna: feit 5)
op 5 december 2017 te Lelystad opzettelijk aanwezig heeft gehad 477 ml GHB en/of 4,07 gram GHB en/of 5 gram cocaïne en/of 0,74 gram amfetamine.
De rechtbank nummert het bij dagvaarding met parketnummer 16/299374-19 ten laste gelegde feit als feit 5.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor de onder 4 ten laste gelegde heling heeft hij vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor feit 4
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 4 ten laste gelegde heling van de fiets, nu uit het dossier onvoldoende blijkt van betrokkenheid van verdachte bij dit feit. De enkele aanwezigheid van die fiets, te midden van meerdere fietsen, in de tuin van de woning van verdachte is onvoldoende.
Bewijsmiddelen voor de feiten 1 t/m 3 en 5
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste wettig en overtuigend bewezen. Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 12 mei 2020 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid GHB en MDMA en cocaïne en amfetamine, zijnde GHB en MDMA en cocaïne en amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 12 mei 2020 te Lelystad tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.454,90 ml GHB en 2,26 gram MDMA en 4,95 gram cocaïne en 4,27 gram amfetamine, zijnde GHB en MDMA en cocaïne en amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op 12 mei 2020 te Lelystad een wapen van categorie I onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
5
op 5 december 2017 te Lelystad, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 477 milliliter GHB en 4,07 gram GHB en 5 gram cocaïne en 0,74 gram amfetamine, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat noch de maatschappij noch verdachte gebaat is bij een langdurige detentie zoals door de officier van justitie is geëist en dat dit bovendien haaks staat op het strafadvies van de reclassering. De raadsman heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk deel met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met zijn toenmalige partner, schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs gedurende een periode van anderhalf jaar. Daarnaast had hij, zowel in 2017 als in 2020, een grote hoeveelheid harddrugs op voorraad in zijn woning. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving, onder andere vanwege de criminaliteit die het gebruik van verdovende middelen veelal met zich brengt en het overlast gevende gedrag waaraan verslaafden zich vaak schuldig maken. Verdachte heeft dit, met de handel in verdovende middelen, mede in stand gehouden. Ten slotte beschikte verdachte over een verboden wapen, namelijk een ploertendoder, waarvan het voorhanden hebben een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 14 juli 2020. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en ook nog in een proeftijd liep voor een eerdere veroordeling ter zake van de Opiumwet. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen. Zelfs ondanks het feit dat op 5 december 2017 bij hem in zijn woning verdovende middelen werden aangetroffen en in beslag zijn genomen, is hij doorgegaan met het verhandelen van dergelijke verdovende middelen vanuit die woning.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 1 oktober 2020. Omdat verdachte eerder is veroordeeld voor hennepteelt kan gesproken worden van een beginnend delictpatroon voor drugsgerelateerde feiten. Vanaf 2011 nam het drugsgebruik van verdachte problematische vormen aan en ontstonden er ook problemen op andere leefgebieden. Een eerder ingezette verslavingsbehandeling heeft niet geleid tot abstinentie en gedragsverandering. Er lijkt meer sprake te zijn van onmacht dan van onwil. Er zijn vermoedens van een licht verstandelijke beperking bij verdachte, maar meer nog zijn er zorgen over mogelijk neurologische schade ten gevolge van het overmatig middelengebruik. Er is op dit moment op geen enkel levensgebied stabiliteit. Verdachte heeft schulden, geen zinvolle dagbesteding, een sociaal netwerk met drugsgebruikers en zijn verslavingsproblematiek is niet onder controle. Het recidiverisico wordt daarom als hoog ingeschat.
De reclassering adviseert aan verdachte op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: 1) een meldplicht bij de reclassering, 2) opname in een zorginstelling, 3) ambulante behandeling met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname, 4) begeleid wonen of maatschappelijke opvang, 5) meewerken aan schuldhulpverlening en 6) meewerken aan middelencontrole.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten is het opleggen van een gevangenisstraf noodzakelijk. Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting zijn opgesteld (LOVS). Voor het dealen in harddrugs vanuit een pand gedurende een periode van zes tot twaalf maanden wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Verdachte heeft echter voor een langere periode in harddrugs gehandeld, en bovendien samen met een ander, en daarnaast ook grotere hoeveelheden harddrugs aanwezig gehad. Ook is hij eerder veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Een gevangenisstraf van langere duur is daarom gerechtvaardigd.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van achttien maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Een deel daarvan, namelijk zes maanden, zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren, om verdachte er op die manier van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan dit voorwaardelijk deel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden; zij acht dit noodzakelijk om de kans op herhaling te verkleinen.

9.BESLAG

De rechtbank zal de inbeslaggenomen ploertendoder onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp houdt rechtstreeks verband met de veroordeling van verdachte ten aanzien van feit 3 en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit ervan is strijd is met de wet.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij arrest van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden van 30 mei 2017 (parketnummer 21/007463-14) is verdachte een gevangenisstraf van tachtig dagen voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht,
  • 2 en 10 van de Opiumwet en
  • 13 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 5 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich op zal melden bij de verslavingsreclassering in de regio van zijn klinische opnamen , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen, zoals de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* zich zal laten opnemen in een forensisch klinische zorginstelling, de Piet Roordakliniek te Zutphen dan wel een soortgelijke forensisch klinische zorginstelling te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling aan verdachte zullen worden gegeven. De opname duurt 12 maanden of zoveel korter als de leiding van de zorginstelling in overleg met de reclassering dit wenselijk acht. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* zich onder behandeling zal stellen van een forensisch ambulante zorginstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, of een soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Het verblijf start wanneer de reclassering dit nodig acht;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat hij meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte werkt mee aan het onderzoeken van de mogelijkheden van bewindvoering en geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 ploertendoder;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/007463-14
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 30 mei 2017 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstrafvoor de duur van
80 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2020.
Mrs. Hoekstra, Terporten-Hop en Van Zwet zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/129969-20:
1
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 12 mei 2020 te Lelystad, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid GHB en/of MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine, zijnde GHB en/of MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 12 mei 2020 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.454,90 ml GHB en/of 2,26 gram MDMA en/of 11,89 gram cocaïne en/of 4,27 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine, zijnde GHB en/of MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 12 mei 2020 te Lelystad een wapen van categorie I onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 12 mei 2020 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een goed, te weten een fiets merk Batavus (type Weekend D53) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Parketnummer 16/299374-19:
hij op of omstreeks 5 december 2017 te Lelystad, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 477 milliliter GHB en/of 4,07 gram GHB, en/of 5 gram cocaïne en/of 0,74 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of cocaïne en/of amfetamine, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.