In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2]. De kinderen zijn sinds 27 november 2017 onder toezicht gesteld en verblijven momenteel in een pleeggezin. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van elf maanden, tot 27 oktober 2021. Dit verzoek is gedaan omdat de kinderen in hun ontwikkeling bedreigd worden en er een voorgenomen terugplaatsing bij de moeder aanstaande is. De ouders hebben ingestemd met het verzoek van de GI.
De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen, omdat aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. De kinderen zijn op jonge leeftijd al twee keer uit huis geplaatst en het is van groot belang dat de terugplaatsing bij de moeder goed verloopt om verdere schade aan hun ontwikkeling te voorkomen. De moeder staat open voor hulpverlening, maar heeft soms onvoldoende inzicht in de ernst van de situatie. De GI zal ook toezicht houden op de omgangsregeling tussen de kinderen en de vader, die momenteel positief contact heeft met hen.
De kinderrechter heeft de beslissing mondeling gegeven en verklaard dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 16 oktober 2020, met verwijzing naar de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek.