ECLI:NL:RBMNE:2020:4398
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Einduitspraak inzake Wajong-uitkering na gebreken in bestreden besluit
Op 5 oktober 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een einduitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 6 augustus 2020, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid gaf om gebreken in het bestreden besluit van 8 oktober 2019 te herstellen. Verweerder heeft echter niet voldaan aan deze opdracht, wat heeft geleid tot de einduitspraak.
De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen uitvoering heeft gegeven aan de opdrachten in de tussenuitspraak en dat de aanvullende reactie van verweerder geen aanleiding geeft om van het eerdere oordeel terug te komen. De rechtbank concludeert dat eiseres geen uur aaneengesloten kan werken en dat zij blijvend niet beschikt over basale werknemersvaardigheden.
Daarom heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door eiseres met terugwerkende kracht per 20 juni 2019 recht te geven op een Wajong-uitkering. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 2.362,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.