ECLI:NL:RBMNE:2020:4393

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
16-659135-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in moordzaak op vrouw tijdens zeiltocht in Colombia

Op 16 oktober 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 65-jarige man, die werd verdacht van moord dan wel doodslag op zijn vrouw. De zaak vond plaats op hun zeilboot voor de kust van Cartagena, Colombia, in 2015. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat het door hem geschetste alternatieve scenario van een overval door piraten voldoende aannemelijk werd geacht. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet voldoende bewijs had geleverd om de verdachte te veroordelen. De verdachte had verklaard dat hij op het toilet zat toen hij zijn vrouw hoorde schreeuwen en dat hij werd aangevallen door twee mannen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zijn vrouw had gedood, en dat de omstandigheden van de zaak, waaronder het ontbreken van sporen van de overvallers, niet uitsloten dat de overval daadwerkelijk had plaatsgevonden. De rechtbank benadrukte dat de verdachte en zijn vrouw een liefdevolle relatie hadden en dat er geen motief was voor de verdachte om zijn vrouw te doden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel moord als doodslag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-659135-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de in het openbaar gehouden terechtzittingen van 24 december 2019, 17 januari 2020, 8 september 2020 (schouw), 22 september 2020 en de inhoudelijke behandeling van 24 september 2020. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 16 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. van Veen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.A. Vink, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen in het kader van het spreekrecht door de heer [A] naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 19 september 2015 in Colombia zijn echtgenote [slachtoffer] heeft vermoord (
primair) dan wel heeft gedood (
subsidiair).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van de primair ten laste gelegde moord omdat het bewijs voor de voorbedachte raad ontbreekt. De officier van justitie heeft verder gevorderd om de subsidiair ten laste gelegde doodslag bewezen te verklaren.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat vast staat dat verdachte ten tijde van het overlijden van zijn echtgenote [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) op de boot de [naam boot] aanwezig was en daarmee in de gelegenheid is geweest om haar om het leven te brengen. Daar komt bij dat verdachte met het bloed van het slachtoffer in aanraking is geweest; er zit onder andere bloed op een poloshirt dat ook dragersporen van verdachte bevat. Daarmee is er volgens de officier van justitie voldoende wettig bewijs.
Verdachte heeft een alternatief scenario gesteld: ‘er zijn piraten op de boot geweest; deze hebben hem geweld aangedaan en nadat zij weg waren bleken ze ook het slachtoffer te hebben belaagd; zij was dood.’ Dit scenario moet de toets van de aannemelijkheid kunnen doorstaan. Zo niet, dan dient - gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad hierover – een veroordeling te volgen.
Hoewel er elementen zijn die de lezing van verdachte bevestigen en/of daarbij passen, speelt een deel van deze elementen naar de mening van de officier van justitie slechts een beperkte rol bij het objectief beoordelen van de aannemelijkheid van verdachtes alternatieve scenario. Deze elementen kunnen immers door verdachte zelf zijn gecreëerd in het kader van ‘staging’. En hoewel er elementen aan te wijzen zijn die meer gewicht in de schaal leggen voor de ondersteuning van het alternatieve scenario, plaatst de officier van justitie daar kanttekeningen bij en hij ziet meer onaannemelijke elementen van aanzienlijk gewicht in verdachtes scenario.
Deze onaannemelijke elementen in verdachtes verklaring, ofwel ‘verwonderpunten’, bestaan volgens de officier van justitie uit allereerst de gekozen locatie voor de overval op een boot dichtbij de kust in een baai; het verschil in het (dodelijke) letsel tussen het slachtoffer en het (beperkte) letsel bij verdachte en de wijze waarop het slachtoffer om het leven is gekomen, alsmede de inefficiënte wijze van vastbinden van verdachte en het ontbreken van wapens bij de overvallers. Meest opvallend in de uitvoering van de gestelde overval acht de officier van justitie de achtergebleven waardevolle goederen op de boot. Voorts worden benoemd de lange duur tussen de overval en het inschakelen van hulp, het ontbreken van substantiële hoeveelheden bloed van verdachte op of rondom het lichaam van het slachtoffer en op de stethoscoop en het niet aantreffen van concrete identificerende sporen van overvallers. Verder heeft de officier van justitie nog benoemd dat het onmogelijk lijkt dat de overvallers de boot hebben betreden zonder dat verdachte het gemerkt heeft en ten slotte zijn er sporen(dragers) aangetroffen die passen bij het schoonmaken van en/of op de boot.
Gelet op het voorgaande is het door verdachte geschetste alternatieve scenario volgens de officier van justitie niet aannemelijk geworden en moet deze dus buiten beschouwing worden gelaten. Dit heeft tot gevolg dat er niet alleen wettig bewijs is maar ook de overtuiging ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde doodslag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken. De verdediging heeft geconcludeerd dat in deze zaak onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde feit en dat het door verdachte gestelde alternatieve scenario bewezen is dan wel in ieder geval aannemelijk is geworden op grond van (bewijsmiddelen uit) het dossier.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het niet zo vreemd is dat er (nagenoeg) geen sporen van overvallers zijn aangetroffen. Het is in dat kader allereerst opvallend dat er in het geheel geen (bruikbare) dactyloscopische sporen en schoenafdrukken zijn aangetroffen, ook niet van verdachte of het slachtoffer. Dit kan worden verklaard door het gegeven dat op bepaalde materialen in de boot geen traceerbare sporen achter blijven, het gegeven dat sporen nu eenmaal niet altijd traceerbaar of bruikbaar zijn, zonder dat nu precies duidelijk is waarom de sporen niet gevonden kunnen worden of niet duidelijk zijn en als laatste door de slechte kwaliteit van het onderzoek in Colombia. Het mobiel forensisch team dat als eerste ter plaatse kwam, heeft op meerdere punten kwalitatief slecht onderzoek verricht. Zo is de plaats delict niet goed veilig gesteld en zijn er diverse objecten op de boot verplaatst. Daardoor zijn er mogelijk sporen vernietigd. Daarnaast is er veel te beperkt dadergericht DNA-onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer gedaan en is er – ondanks aandringen – veel te laat (letsel)onderzoek aan het lichaam van verdachte gedaan. Ook is er op de plaats delict luminol gebruikt en is er wrijfmonsteronderzoek verricht wat allebei een vernietigende werking op DNA-sporen heeft.
Een bijkomende nadelige omstandigheid is dat alle cruciale sporendragers sterk bebloed waren, waardoor de identificatie van DNA van derden vanwege contaminatie met bloed veelal niet mogelijk bleek.
De verdediging heeft aangevoerd dat er belangrijk bewijs is voor de aanwezigheid van overvallers. Zo is er een textielafdruk in het bloed van verdachte aangetroffen op de toiletpot, die niet van verdachte kan zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij naakt op het toilet heeft gezeten, hetgeen wordt ondersteund door de bevindingen van het bloedsporenonderzoek. Daarnaast zijn alle relevante stukken aangetroffen textiel op de boot vergeleken met dit patroon, maar worden geen overeenkomende textielpatronen waargenomen. Datzelfde geldt voor de afdruk gevonden in het bloed van het slachtoffer onder de ingang van de deurpost. Verder zijn er DNA-sporen van derden aangetroffen (zonder dat er een goed DNA-profiel uit is gekomen). Daarnaast zijn er zeven haren aangetroffen waarbij één van de haren andere morfologische kenmerken heeft dan de andere haren.
De bijtwond in verdachtes hand wordt gezien als een belangrijk bewijsmiddel a décharge, maar daar heeft geen goed onderzoek naar plaats kunnen vinden. Dit komt omdat lichamelijk onderzoek van verdachte ondanks zijn aandringen daartoe de eerste paar dagen uitbleef.
Daarnaast zijn er (waardevolle) goederen verdwenen van de boot die door derden moeten zijn meegenomen (de Canon onderwatercamera, de handtas met inhoud van het slachtoffer en ook het slagwapen).
Een niet onbelangrijke omstandigheid is dat er vaker overvallen plaatsvinden in het gebied, ook op boten, ondanks de ontkenning hiervan in Colombia.
Voorts ondersteunt het letsel van verdachte (inclusief de bijtwond) alsmede het bloedspoorpatroon in het toilet het scenario van verdachte dat hij werd aangevallen en er geweld op hem werd toegepast terwijl hij op de toiletpot zat.
Uit pathologisch onderzoek blijkt dat het zeer waarschijnlijk is dat het slachtoffer bij leven vastgebonden is. Dit past niet bij ‘staging’ omdat zij dan zou zijn vastgebonden door verdachte nadat zij om het leven was gebracht. Dit in combinatie met sporen van een gevecht bevestigt het scenario dat overvallers het slachtoffer wilden bedwingen en ook blijkt uit de autopsie in Colombia dat er een worsteling heeft plaatsgevonden. De verdediging wijst er voorts op dat er naar aanleiding van de beloning die de familie heeft uitgeloofd, twee concrete namen worden genoemd, naar welke personen in Colombia geen deugdelijk onderzoek is verricht.
Ten aanzien van het poloshirt met daarop het bloed van het slachtoffer heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte hiervoor geen verklaring heeft omdat hij het zich niet kan herinneren of niet weet hoe het poloshirt in de badkamer is terechtgekomen en om die reden heeft de verdediging ook om nader onderzoek gevraagd, hetgeen verdachte niet zou doen als hij zelf de dader was. Verder merkt de raadsman nog op dat de aangetroffen doekjes geen veegsporen hebben maar dat deze doekjes duiden op het opnemen van bloed.
Als laatste heeft de verdediging aangevoerd dat het in scene zetten van de overval niet past in de tijdlijn, maar het om het leven brengen van zijn levensgezel ook niet strookt met het karakter van verdachte zoals ook blijkt uit het over verdachte opgestelde persoonlijkheidsonderzoek en de vele getuigenverklaringen die over de goede relatie tussen verdachte en het slachtoffer zijn afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel de primair ten laste gelegde moord als de subsidiair ten laste gelegde doodslag.
De rechtbank zal daartoe eerst het beoordelingskader kort toelichten.
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer in de avond van 19 september 2015 levenloos is aangetroffen op de zeilboot de [naam boot] in de baai van het eiland Isla Grande in Colombia. Uit sectie op het lichaam blijkt dat het slachtoffer door geweld, namelijk door verwurging en als mogelijke bijdrage, smoren, om het leven is gekomen. Verdachte was ten tijde van het overlijden van het slachtoffer aanwezig op de [naam boot] . Daarmee is er naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het wettige bewijsminimum voor de betrokkenheid van verdachte bij het overlijden van zijn vrouw.
De rechtbank dient daarnaast de overtuiging te hebben dat verdachte de dader is geweest.
De verdachte heeft echter een alternatief scenario gegeven, waarin overvallers zijn vrouw hebben gedood. De rechtbank stelt vast dat de alternatieve lezing van de gebeurtenissen zoals door de verdachte is geschetst, niet zonder meer door de bewijsmiddelen wordt uitgesloten. Dit is ook niet vereist. De rechtbank moet dan beoordelen of de door verdachte gestelde alternatieve toedracht aannemelijk is geworden (vgl. HR 16 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3359). Daarbij zal de rechtbank de door de verdachte gestelde alternatieve toedracht zoveel als mogelijk beoordelen aan de hand van (de onderzoeksbevindingen uit) het dossier en de daaruit voortvloeiende feiten en omstandigheden.
De rechtbank zal voor de leesbaarheid het alternatieve scenario van verdachte voorafgaand aan het delict, ten tijde van het delict en na afloop van het delict, bespreken. Vervolgens zal de rechtbank ingaan op de onverklaarbare elementen die uit het dossier naar voren komen (ten aanzien van het alternatief scenario) en ten slotte zal de rechtbank de aannemelijkheid van het alternatieve scenario wegen ten opzichte van het ‘schuldig’ scenario en daaruit een conclusie trekken.
4.3.1
Voorafgaand aan het delict
Verdachte heeft – kort samengevat – verklaard dat het slachtoffer en hij op 19 september 2015 met de [naam boot] vanuit Cartagena naar Isla Grande voeren, waar zij rond 13.30 uur aankwamen. Verdachte heeft verder verklaard dat zij vervolgens achter een bootje met twee jongens erin aan zijn gevaren die hun de weg wezen naar een plek waar zij hun anker konden uitgooien. Nadat zij op ongeveer vijftig meter uit de kust geankerd waren, hebben zij deze jongens een biertje aangeboden. Zij hebben geen souvenirs van hun gekocht. Later die middag kwam er een bootje met vissers aan bij de [naam boot] waarvan het slachtoffer en verdachte een kreeft hebben gekocht. Omstreeks 15.00 uur zijn zij gaan snorkelen. Tijdens het snorkelen heeft verdachte nog foto's met zijn onderwatercamera gemaakt. Terug op de boot deed het slachtoffer een droge bikini aan en verdachte was naakt. Vervolgens zijn zij rummikub gaan spelen en zij dronken er caipirinha’s bij. Na het rummikuppen is verdachte bezig geweest op zijn computer om de gemaakte foto’s te bekijken. Rond 18.00 uur à 18.30 uur werd het volgens verdachte donker. Daarna ging het slachtoffer het eten klaar maken. Dit was rond 18.30 à 19.00 uur.
Bovenstaande verklaring van verdachte wordt ondersteund door diverse verklaringen en bevindingen in het dossier. Zo blijkt uit het rapport vaarbewegingen van de [naam boot] dat het permanente detectie maritieme controlesysteem laat zien dat het schip om 13.10 uur voor anker gaat in het gebied Isla Grande, deelgebied Islas del Rosario. [1] Verder heeft getuige [getuige 1] verklaard dat hij samen met een vriend met hun bootje voor het slachtoffer en verdachte is uitgevaren om hen de ingang van de baai te wijzen. De getuige heeft verder verklaard dat zij bij hun niets hebben gekocht, maar dat zij wel twee biertjes en geld kregen als dank voor hun hulp. Ook heeft hij verklaard dat verdachte op dat moment aan het onderhandelen was met de vissers die Langoustine kwamen verkopen. [2] Bij onderzoek op de plaats delict wordt een kreeft aangetroffen in de koelbox van het keukenblok. [3] Ook heeft getuige [getuige 2] verklaard dat hij op die bewuste dag rond 16.00 uur aankwam op [.] en dat hij vanaf zijn boot een zeilschip zag met een echtpaar, een man met blanke huidskleur en een vrouw in badkleding, die tegenover elkaar zaten, alsof ze een gezelschapsspel aan het spelen waren. [4] Verder wordt bij onderzoek op de plaats delict op het bed in de slaapkamer het spel rummikub aangetroffen [5] en verder lagen er groenten en een avocado in de keuken en op de tafel van het eetgedeelte. [6] Ook blijkt uit onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer dat zij voor haar dood alcohol heeft gedronken. [7] Verder blijkt uit onderzoek aan de computer van verdachte dat er om 17.49 uur en 17.50 uur foto’s zijn bekeken op de computer van verdachte. [8]
Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat dit deel van de verklaring van verdachte qua tijdspad en tijdsbesteding steun vindt in diverse onderzoeksbevindingen uit het dossier en dat er, voorafgaand aan het delict, sprake lijkt van een normale omgang tussen het slachtoffer en verdachte. In het dossier bevinden zich geen aanwijzingen voor een op die dag bestaande conflictsituatie.
4.3.2
Ten tijde van het delict
Verdachte heeft – kort samengevat – verklaard dat hij rond 19.00 uur naar het toilet ging. Verdachte was naakt en had blote voeten. Terwijl hij op het toilet zat, hoorde hij zijn vrouw schreeuwen. Hij deed de deur van het toilet open en hij zag twee mannen die iets over hun hoofd hadden wat leek op bivakmutsen en zij vroegen in het Spaans om geld en computers. De mannen duwden verdachte gelijk terug in het toilet en op de toiletpot. Verdachte heeft verder verklaard dat hij, terwijl hij op de toiletpot zat, door de mannen met een pijp tegen de rechterzijde van zijn hoofd werd geslagen of gedrukt, waardoor hij met de linkerzijde van zijn hoofd tegen de wand aan kwam. Hierdoor begon verdachte te bloeden. Verdachte heeft verklaard dat hij dit voorwerp niet goed heeft kunnen zien. Op een gegeven moment heeft verdachte geprobeerd zich te verweren en daarbij heeft hij geprobeerd bij één van de mannen de bivakmuts af te trekken, waarna deze man in de hand van verdachte beet. In reactie hierop werd de keel van verdachte door één van de mannen dicht gedrukt. Verdachte kreeg hierdoor bijna geen lucht en dacht dat hij het leven zou laten. Hij heeft zich toen over gegeven. Vervolgens werd hij door de mannen vastgebonden, hebben zij de deur van het toilet dicht gedaan en zijn zij verdwenen.
De rechtbank zal deze verklaring van verdachte hierna puntsgewijs aan de hand van de forensische bevindingen bespreken.
Letsel verdachte
Uit het forensisch geneeskundig onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) aan het lichaam van verdachte komt naar voren dat aan de rugzijde van de rechterduimmuis vijf, deels lijnvormige, deels halfronde, oppervlakkige huidbeschadigingen zichtbaar zijn. Aan de rechterhandpalm, ter hoogte van de duimmuis, zijn drie oppervlakkige huidbeschadigingen zichtbaar. [9] Gezien de aard en de onderlinge rangschikking van deze huidbeschadigingen, de lokalisatie daarvan aan weerszijden van de duimmuis, en de combinatie met plaatselijke bloeduitstorting kunnen deze letsels goed passen bij een (menselijke) bijtwond. [10]
Op de rechterzijde van het behaarde hoofd is een vrijwel rechte, met één doorlopende kunststof huidhechting verzorgde hechtwond met een lengte van circa 4,2 cm zichtbaar. Deze wond, met slechts geringe tekenen van weefselkneuzing in de wondranden, kan in algemene zin worden toegeschreven aan de plaatselijke inwerking van uitwendig botsend mechanisch geweld, zoals kan worden opgeleverd door (zich) hard stoten met of tegen een hard, kantig voorwerp, uitsteeksel of kantig deel van een groter object. [11]
Naast de letsels aan de rechterhand en het letsel aan de rechterzijde van het hoofd worden door de deskundige forensische geneeskunde letsels beschreven op verschillende plaatsen op het lichaam, waaronder het hoofd, in de nek, op de bovenbuik, op de rechterbovenarm, op de rechterpols, op de linkerhand, op het rechterbovenbeen en op het linker- en rechterscheenbeen. Deze letsels kunnen worden toegeschreven aan (combinaties van) mechanische geweldsinwerkingen. [12]
Bloedspoorpatroonanalyse
Uit het bloedspoor op de wand van de toiletruimte, onder de deuropening, is een DNA-profiel verkregen dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. Voor de overige bloedsporen in de toiletruimte geldt dat het verkregen DNA-profiel afkomstig kan zijn van verdachte. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. [13]
Er is een bloedspoorpatroonanalyse uitgevoerd. Hieruit kwam onder andere het volgende naar voren:
- Op de wand achter het toilet zijn diverse bloedspoorpatronen zichtbaar. Het betreft hier voornamelijk overgedragen bloedspoorpatronen, ontstaan door een bebloed (bewegend) lichaamsdeel of voorwerp dat contact heeft gemaakt met de wand. De kenmerken in het merendeel van deze overgedragen bloedspoorpatronen zijn veel waarschijnlijker wanneer deze zijn veroorzaakt door contact met bebloed haar (hoofd- en/of lichaamshaar), dan wanneer deze veroorzaakt zijn door textiel.
- Op de wand achter het toilet, voor een klein deel achter de WC-klep, is een overgedragen bloedspoorpatroon en een stroompatroon waarneembaar. Het patroon is gezet met een wat grotere hoeveelheid bloed, waarna een naar beneden gericht bloedspoorpatroon ontstond.
- Op de onderzijde van de WC-klep (de zichtzijde wanneer deze open staat) zijn diverse bloedspoorpatronen waarneembaar. Linksboven in het overgedragen bloedspoorpatroon is een structuur te zien die past bij contact met/in bloed van huid. Rechtsonder in het overgedragen bloedspoorpatroon zijn diverse dunne niet parallel lopende lijntjes zichtbaar. De locatie en de vorm van het gehele patroon en de dunne niet parallel lopende lijntjes in het patroon passen bij contact met een bebloed ontbloot zitvlak of contact met een ontbloot zitvlak in bloed. De locatie en de kenmerken in deze bloedspoorpatronen zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer deze zijn ontstaan door contact met een (bebloed) (bewegend) ontbloot lichaamsdeel dan wanneer deze zijn ontstaan door contact met een (bebloed) voorwerp.
- Op de bovenzijde, aan de scharnierkant, van de WC-bril, is een grotere concentratie bloed zichtbaar. Tevens is op de achterzijde van de WC-bril een overgedragen bloedspoorpatroon zichtbaar. Op de onderzijde van de WC-bril bevinden zich enkele kleine bloedstroompatroontjes, welke zijn veroorzaakt door een wat grotere hoeveelheid bloed op de bovenzijde van de toiletbril, waardoor een hoeveelheid bloed over de rand van de bril (in gesloten toestand) is gestroomd. Het bloedsporenbeeld op de klep en de bril van het toilet past bij een persoon die met een bloedbron enige tijd met ontbloot zitvlak en een ontblote rug op de WC heeft gezeten. [14]
Bloedafdrukken van textiel
Er zijn twee bloedafdrukken aangetroffen in de toiletruimte die mogelijk zijn aangebracht door textiel. Dit betreft een bloedafdruk op de rand van de toiletpot waarin het DNA afkomstig kan zijn van verdachte en een bloedafdruk op de wand onder de deuropening waarin het DNA afkomstig kan zijn van het slachtoffer. De patronen in deze bloedafdrukken zijn vergeleken met patronen van verschillende textielen die zijn aangetroffen op de plaats delict, zoals de handdoeken, bikini, poloshirt, dweil en washand. De bevindingen van dit vergelijkend onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer de bloedafdrukken zijn veroorzaakt met een ander materiaal, dan wanneer de bloedafdrukken zijn veroorzaakt met het onderzochte textiel. [15]
Toetsing verklaring verdachte over het delict
De verklaring van verdachte over hoe, waar en op welke wijze hij werd aangevallen door de overvallers op de boot vindt steun in forensische onderzoeksbevindingen uit het dossier. Dat verdachte in zijn hand is gebeten, dat hij is verwond aan zijn hoofd en dat de overige letsels op zijn lichaam zijn ontstaan door geweld, vinden steun in de uitkomsten van het forensisch geneeskundig onderzoek naar het letsel bij verdachte. Dat de hoofdwond lijkt te zijn ontstaan door inwerking van een andersoortig voorwerp (dan een ijzeren pijp), dan dat verdachte beschrijft, maakt dat niet anders. Immers, verdachte verklaart vanaf het begin dat hij het voorwerp waarmee tegen zijn hoofd is geslagen of gedrukt, niet goed heeft kunnen zien.
Ook passen de aangetroffen bloedspoorpatronen bij de verklaring van verdachte, namelijk dat hij naakt in de toiletruimte was, dat hij met bloedend letsel op de toiletpot zat, dat hij met zijn hoofd tegen de achterwand van de ruimte is gekomen en al bewegend bloed heeft overgedragen op deze wand.
Deze bevindingen zouden echter ook kunnen passen in het scenario waarin verdachte de overval in scene zou hebben gezet, het zogenaamde “staging”.
Dat geldt niet voor het volgende punt.
Nu in voornoemd bloedspoorpatroononderzoek bevestiging kan worden gevonden dat verdachte zich naakt op de toiletpot bevond, én uit onderzoek volgt dat het aangetroffen (specifieke) textielpatroon op de toiletpot niet matcht met de op de boot aangetroffen textielen, kan daarin een bevestiging worden gevonden dat niet verdachte of het slachtoffer, maar een derde dit patroon in het bloed van verdachte op de toiletpot heeft ‘gestempeld’. Datzelfde geldt voor het aangetroffen textielpatroon in het bloed van het slachtoffer aan de onderzijde van de deurpost van het toilet. Ook daar wordt geen match gevonden met de vergeleken textielen op de boot. Dit in combinatie met de specifieke plek van het aangetroffen patroon, helemaal aan de onderzijde op de wand onder de deuropening, in samenhang bezien met het feit dat verdachte op blote voeten op de boot liep, kan ook in dit spoor een bevestiging worden gevonden dat een onbekende derde op de boot die in aanraking is geweest met bloed van het slachtoffer dit spoor op de onderzijde van de deuropeningen heeft ‘gestempeld’.
De redenering – zoals de officier van justitie die naar voren heeft gebracht – dat deze afdrukken mogelijk door onderzoekers op de boot zijn veroorzaakt, volgt de rechtbank niet. Door de kustwachters die als eerste op de boot ter plaatse waren, zijn foto’s gemaakt van de plaats delict bij het betreden van de boot. Op deze foto’s is de bloedafdruk op de toiletpot reeds zichtbaar. Dit wijst er op dat de bloedafdruk niet kan zijn gezet door éen van de onderzoekers omdat die op dat moment nog niet op de boot aanwezig waren.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in het aantreffen van deze bloedspoorpatronen een aanwijzing voor het alternatieve scenario.
4.3.3
Na afloop van het delict
Verdachte heeft – kort samengevat – verklaard dat hij zich op een gegeven moment kon bevrijden en dat hij, toen hij uit het toilet kwam, het slachtoffer zag liggen. Er was een badhanddoek om haar hoofd gewikkeld, die nat en bloederig was. Toen verdachte deze handdoek er af haalde, zag hij dat zij blauwe lippen had. Vervolgens heeft hij geprobeerd om het slachtoffer te reanimeren, maar zonder resultaat. Verdachte heeft door middel van het gebruik van een stethoscoop geconstateerd dat zij overleden was en hij heeft vervolgens op verschillende manieren geprobeerd hulp in te schakelen. Uiteindelijk kwam de kustwacht en later ook de politie. Verdachte heeft na het incident verklaard dat hij niet weet wat er precies is weggenomen, maar waarschijnlijk twee camera’s, waaronder een Canon onderwatercamera en daarnaast de handtas met daarin de portemonnee van het slachtoffer. Verder heeft verdachte verklaard dat hij vanaf het begin van het onderzoek in Colombia heeft aangedrongen op onderzoek van de bijtwond zodat eventuele sporen van de overvallers zouden kunnen worden veiliggesteld.
Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door een aantal verklaringen en bevindingen in het dossier. Zo blijkt uit digitaal onderzoek dat er tot kort voor het incident foto’s zijn gemaakt met een Canon D500 en een Nikon Coolpix. [16] Deze twee camera’s, de tas van het slachtoffer en haar portemonnee zijn niet aangetroffen op de boot en evenmin tijdens een duik-zoekactie in de nabijheid van de [naam boot] . [17] Ook heeft de patholoog geoordeeld dat, op grond van de beoordeling van de (sectie)foto’s uit Colombia, in combinatie met de beschrijving van de letsels aan de armen van het slachtoffer waarbij er bloeduitstortingen ter hoogte van deze letsels zijn beschreven, het zeer aannemelijk is dat de letsels (insnoeringen) die bij het slachtoffer zijn ontstaan door het vastgebonden zijn aan de ledematen [18] , bij leven zijn ontstaan. [19] Verder blijkt uit de verklaringen van de zoon van verdachte en van [B] , die allebei snel ter plaatse waren in Colombia, dat verdachte telkens heeft aangedrongen op onderzoek aan zijn lichaam zodat eventuele sporen niet verloren zouden gaan en dat dit onderzoek pas na vijf dagen heeft plaatsgevonden. [20]
Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het aannemelijk is dat er goederen verdwenen zijn en de meest voor de hand liggende verklaring is dat ze zijn meegenomen door overvallers, nu deze goederen niet zijn teruggevonden, ook niet na een zoekactie door duikers. Dit geldt ook voor het voorwerp waarmee het letsel van verdachte zou kunnen zijn veroorzaakt; een dergelijke voorwerp is niet op de boot of in de directe omgeving daarvan aangetroffen. Deze conclusie past niet goed in het scenario waarin verdachte de overval in scene zou hebben gezet (‘staging’).
Verder blijkt uit de onderzoeksbevindingen dat het zeer aannemelijk is dat de insnoeringsletsels van het slachtoffer bij leven zijn ontstaan en dit lijkt ook meer te passen bij het door verdachte gestelde alternatieve scenario dan dat verdachte, nadat hij het slachtoffer om het leven heeft gebracht, de overval in scene heeft gezet.
Tenslotte concludeert de rechtbank dat de verklaring van verdachte dat hij vanaf het begin van het onderzoek heeft aangedrongen op sporenonderzoek aan zijn lichaam, waaronder de bijtwond, steun vindt in de onderzoeksbevindingen, hetgeen de rechtbank zeer risicovol en onlogisch acht indien de bijtwond door het slachtoffer zou zijn toegebracht en verdachte het slachtoffer zelf om het leven zou hebben gebracht.
Tussenconclusie toetsing alternatieve scenario
Zoals in het voorgaande uiteen is gezet, vindt het door verdachte geschetste alternatieve scenario, voorafgaand aan, ten tijde van en na afloop van het delict op meerdere punten bevestiging in de zich in het dossier bevindende onderzoeksbevindingen en de daaruit voortvloeiende feiten en omstandigheden.
4.3.4
Opmerkelijke elementen
Opmerkelijkheden in de uitvoering van de overval
De officier van justitie heeft in zijn requisitoir een aantal elementen benoemd die de rechtbank samengevat bespreekt als punten die ‘verwonderen’ in de (wijze van) uitvoering van een overval. Zo hebben de overvallers gekozen voor een locatie op een boot dichtbij de kust in een baai en lijken er geen (of weinig) wapens mee aan boord te zijn meegebracht. Hij benoemt verder het verschil in letsel tussen het slachtoffer en verdachte en dat er vele kostbare spullen op de boot zijn achtergelaten.
De rechtbank stelt voorop dat deze punten weliswaar verwonderen in het kader van de uitvoering van de overval, maar dat er niet vanuit kan worden gegaan dat een overval altijd zorgvuldig is gepland en uiteindelijk zo loopt als door overvallers van te voren was voorzien, zoals de mate van verzet van een slachtoffer. Daarnaast dient een aantal van deze punten te worden genuanceerd.
Zo blijkt uit het dossier dat er in 2015, 2016 en 2017 meerdere overvallen in de regio hebben plaatsgevonden, waarbij eveneens op een zeilboot voor de kust van een eiland een overval heeft plaatsgevonden en ook bij andere overvallen niet altijd wapens zijn gebruikt. Daarbij staat de buit niet altijd in verhouding met het toegepaste geweld. Het door de officier benoemde meest opvallende punt in het alternatieve scenario van verdachte zijn de achtergebleven (waardevolle) goederen op de boot, zoals navigatieapparatuur, een grabbag met geld, een laptop en een duikuitrusting.
De rechtbank stelt vast dat de overvallers inderdaad meer waardevolle spullen hadden kunnen meenemen, echter dat er ook zware en ingebouwde goederen bij zaten die niet gemakkelijk en snel meegenomen konden worden. Ook geldt voor een aantal benoemde kostbare goederen dat het maar de vraag was of deze zichtbaar waren voor de overvallers.
Het ontbreken van sporen van derden
Een opmerkelijk punt in het dossier is verder dat er geen concrete identificerende sporen van overvallers zijn gevonden. Dit roept terecht vragen op over de aannemelijkheid van het scenario. Hierbij moet echter rekening gehouden worden met de volgende omstandigheden.
Ten eerste stelt de rechtbank vast dat uit de verklaringen van forensisch coördinatoren
[C] en [D] bij de rechter-commissaris blijkt dat binnen het forensisch onderzoek sporen op de plaats delict in Colombia niet op de juiste wijze zijn veilig gesteld. Zo zijn niet direct alle stukken van overtuiging op de plaats delict veilig gesteld, zijn er diverse personen aan boord geweest en zijn er later nog spullen op de boot verplaatst. Verder stelt de rechtbank vast dat het onderzoek, zowel aan het lichaam van het slachtoffer als van verdachte, gebrekkig is geweest. Zo zijn er vrijwel geen bemonsteringen genomen van het lichaam van het slachtoffer, en specifiek geen bemonsteringen rondom de hals van het slachtoffer, terwijl dat gelet op de doodsoorzaak van groot belang had kunnen zijn. Daarnaast blijkt ook uit de verklaring van voornoemde [C] [21] dat hij graag had gezien dat er onderzoek was gedaan aan de bindmiddelen, omdat daar dadersporen op kunnen zitten en om die reden hadden die moeten worden verwijderd voor het transport naar Cartagena om te voorkomen dat die tijdens het transport besmet zouden worden met bloed. Maar ook is er vijf dagen gewacht met het bemonsteren van het lichaam van verdachte. Hierdoor is de kansrijkheid op het aantreffen van sporen van derden sterk verminderd.
Daar komt bij dat de heer [E] , NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, op zitting heeft toegelicht dat het aantreffen van DNA van overvallers een stuk lastiger wordt als het om contactsporen gaat en niet om bloed. De algemene vraag of het kan dat overvallers aan boord stappen, handelingen verrichten, van boord gaan en geen (bruikbare) sporen worden teruggevonden, hangt sterk af van de kwaliteit van het onderzoek en de handelingen die de overvallers hebben verricht. De kansrijkheid in algemene termen voor contactsporen is vrij laag. Verder speelt het andere klimaat nog een rol. Waar in Nederland wordt verwacht een goed profiel te verkrijgen, lukt dat bijvoorbeeld op de Antillen, vanwege de tropische omstandigheden, niet. In de Tropen gaan alle sporen sneller achteruit, aldus de deskundige. [22] . Dit zelfde zou dan kunnen gelden voor Colombia concludeert de rechtbank nu de Westelijke kust van Colombia een tropisch klimaat heeft.
Ten aanzien van het ontbreken van bruikbare dactyloscopische sporen merkt de rechtbank nog het volgende op. Uit een aanvullend proces-verbaal forensisch onderzoek van 20 februari 2020 van voornoemde [C] en [D] blijkt dat de kans op het aantreffen van schoen/voetsporen en (bruikbare) dactyloscopische sporen op meerdere locaties (met name aan de buitenkant van de boot) als klein wordt geschat. Dit heeft onder andere te maken met het materiaal waarvan het schip is gemaakt. Daarnaast is er bij plekken die vaak worden aangeraakt ook een kleine kans om bruikbare dactysporen aan te treffen, omdat er een grote kans is op veel over elkaar gezette sporen. [23]
De rechtbank concludeert dat het ontbreken van sporen van derden in het scenario van verdachte weliswaar vragen oproept, maar hem dat – gelet op voornoemde feiten en omstandigheden – niet zonder meer kan worden tegengeworpen. Dat er geen sporen van overvallers zijn aangetroffen, betekent in de gegeven omstandigheden niet dat er geen overvallers zijn geweest en daarmee het scenario van verdachte onaannemelijk is.
Het poloshirt
Ten aanzien van het poloshirt merkt de rechtbank op dat het poloshirt dat op de grond in de toiletruimte is aangetroffen met veel bloed van het slachtoffer er op en een paar klontjes bloed van verdachte. Er is veel onderzoek gedaan en er zijn veel mogelijkheden hoe deze sporen op het poloshirt zijn terecht gekomen. Het aangetroffen sporenbeeld op het poloshirt wordt in beide scenario’s niet verklaard. Dit poloshirt moet dan ook buiten beschouwing worden gelaten.
Overige opmerkelijke elementen
De officier van justitie heeft gesteld dat er veel tijd heeft gezeten tussen de door verdachte verklaarde overval en het daadwerkelijk inschakelen van hulp, nu volgens verdachte de overval rond 19.00 uur heeft plaatsgevonden en het eerste contact dat verdachte heeft gemaakt met de hulpdiensten om 20.04 uur is. De rechtbank merkt op dat op geen enkele wijze kan worden vastgesteld op welk tijdstip precies de overval heeft plaatsgevonden en het slachtoffer is overleden en daar komt bij dat het onduidelijk is hoe lang verdachte bezig is geweest met het bevrijden van zichzelf, de poging tot reanimatie en het zoeken van hulp. Het tijdstip dat de AIS is uitgeschakeld rond 18.30 uur zegt niets over het tijdstip van de overval, nu de AIS kan zijn uitgegaan door het uitschakelen van de plotter door verdachte of het slachtoffer zelf op het moment dat het donker werd, hetgeen zij vaker deden zo blijkt uit het dossier.
Verder merkt de rechtbank over de stelling van de officier van justitie, dat er sporen(dragers) zijn aangetroffen die passen bij het schoonmaken van en/of op de boot, het volgende op. Er zijn kledingstukken en doekjes op de plaats delict aangetroffen met het bloed van het slachtoffer er op, echter hebben [C] en [D] verklaard dat zij geen sporen van schoonmaken hebben ontdekt. De conclusie van de officier van justitie dat dit niet betekent dat er niet schoongemaakt is, is niet onderbouwd.
Als laatste komt uit het dossier naar voren dat er met de telefoon van verdachte op 17 september 2015 is gezocht op de term “gevallen” en op 18 september 2015 twee keer naar de term “blauwe plek”. [24] De rechtbank merkt op dat, nog daargelaten de optie dat het slachtoffer zelf op de telefoon van verdachte deze zoektermen heeft ingevoerd, deze zoektermen niet specifiek hoeven te zien op het tenlastegelegde feit en ook in een ander verband kunnen zijn opgezocht, nu de context van deze zoektermen haar niet bekend is.
4.3.5
Conclusie
De rechtbank overweegt dat het alternatieve scenario dat verdachte heeft gesteld, dient te worden afgewogen tegenover het ‘schuldig’ scenario, waarin u uw vrouw zou hebben gedood en de overval in scene zou hebben gezet. Daarbij weegt de rechtbank als eerste mee dat verdachte – aanvankelijk als getuige – en later ook als verdachte op meerdere momenten een verklaring heeft afgelegd. Daarbij heeft verdachte vanaf het eerste moment dat hij op de bewuste avond contact heeft gelegd met de hulpdiensten, gelijk verteld dat zijn vrouw is gedood door piraten. Ook vertelt verdachte de kustwacht die als eerste ter plaatse is, hoe de overvallers hem hebben vastgehouden en de manier waarop geweld op hem is toegepast.
De rechtbank acht het van belang dat er op het moment van het afleggen van deze verklaringen nog geen onderzoeksbevindingen waren. Verdachte heeft dan ook niet de gelegenheid gehad om zijn verklaringen op alle, later opgestelde, beschikbare (forensische) onderzoeksbevindingen af te stemmen. En hoewel verdachte op enkele onderdelen zijn verklaring enigszins heeft aangepast of aangevuld, heeft hij in grote lijnen en op essentiële onderdelen consequent verklaard. Daarbij laat een deel van deze aanpassingen of aanvullingen zich verklaren door de (geschokte) toestand waarin verdachte zich direct na het aantreffen van zijn vrouw bevond, zoals hij ter terechtzitting ook heeft toegelicht. Dat hij zich in eerste instantie niet elk detail of volgorde van gebeurtenissen exact kan herinneren, bevreemdt in dat licht bezien dan ook niet. Voorts valt het de rechtbank op dat – indien (latere) onderzoeksbevindingen niet direct in zijn scenario lijken te passen of er geen verklaring voor lijkt te bestaan – verdachte zijn verklaring niet op die punten heeft aangepast.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte op een aantal punten verankering vindt in objectieve, (forensische) onderzoeksbevindingen waaraan de rechtbank aanzienlijke waarde hecht.
Daartegenover heeft de officier met name verwonderpunten genoemd, die op het eerste gezicht niet logisch lijken, bezien in het licht van een zorgvuldig geplande overval. Dit betreffen echter geen onderzoeksbevindingen dan wel aanknopingspunten voor het scenario dat verdachte degene is geweest die zijn vrouw om het leven heeft gebracht en vervolgens de overval in scene heeft gezet. Deze verwonderpunten zijn vooral gebaseerd op een gedachtegang hoe de overvallers logischerwijs te werk hadden moeten gaan. Daarnaast heeft de rechtbank een aantal van deze benoemde verwonderpunten genuanceerd aan de hand van onderzoeksbevindingen uit het dossier.
Daar komt bij dat de verklaring van verdachte over de overval op onderdelen authentiek overkomt. Een voorbeeld daarvan is dat verdachte over het toegepaste geweld verklaart over een (ijzeren) buis die hij niet goed heeft kunnen zien. Maar ook dat hij het slachtoffer maar één keer heeft horen schreeuwen en zich gedurende de tijd dat hij op het toilet zat niet om zijn vrouw bekommerd heeft, ‘hoe slecht dat ook klinkt’, zo verklaart hij ter zitting. Dergelijke onderdelen laten zich heel moeilijk rijmen met een in scene gezette overval waarbij verdachtes doel enkel en alleen is om het doden van zijn vrouw te verhullen.
Tenslotte overweegt de rechtbank het volgende. Uit verschillende verklaringen van vrienden en familie van het slachtoffer en verdachte komt unaniem naar voren dat zij een liefdevolle en harmonieuze relatie hadden. Zij waren al 33 jaar getrouwd en waren reeds drieënhalf jaar samen aan het reizen op de zeilboot.
In het Psychologisch rapport van P.G.M. Jansen, GZ-psycholoog, van 7 mei 2020 wordt tot slot vermeld dat er bij verdachte geen tekenen zijn gezien voor verbale of fysieke agressie en er geen aanwijzingen zijn voor een psychische stoornis bij verdachte.
Ook hierin wordt geen enkel motief of aanknopingspunt gevonden voor een betrokkenheid van verdachte bij de dood van zijn vrouw.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario gelet op de onderzoeksbevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, zodanig aannemelijk is geworden dat de rechtbank niet de overtuiging heeft gekregen dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer heeft gedood. De rechtbank zal verdachte daarom vrij spreken van zowel de primair ten laste gelegde moord als de subsidiair ten laste gelegde doodslag.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Verklaart het onder primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. E. Akkermans en
J.A. Spee, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen en S.A.A.M. van der Heijden MSc., griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 19 september 2015 te/nabij Cartagena en/of (het eiland)
Isla Grande, althans in Colombia, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade
van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] een of meerdere malen met
kracht te stompen, te schoppen en/of (met enig voorwerp) tegen het hoofd en/of
lichaam te slaan en/of een of meerdere malen heftig mechanisch botsend en/of
omsnoerend/samendrukkend geweld toe te passen op de keel/hals/nek en/of het
lichaam van die [slachtoffer] en/of de mond/neus van die [slachtoffer] af te dekken
en/of samen/dicht te drukken (smoren) en/of (aldus) de ademhaling van die [slachtoffer]
te beletten en/of die [slachtoffer] te doen stikken en/of te wurgen;
art 289 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 september 2015 te/nabij Cartagena en/of (het eiland)
Isla Grande, althans in Colombia, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd,
door die [slachtoffer] een of meerdere malen met kracht te stompen, te schoppen
en/of (met enig voorwerp) tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of een of
meerdere malen heftig mechanisch botsend en/of omsnoerend/samendrukkend geweld
toe te passen op de keel/hals/nek en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of de
mond/neus van die [slachtoffer] af te dekken en/of samen/dicht te drukken (smoren)
en/of (aldus) de ademhaling van die [slachtoffer] te beletten en/of die [slachtoffer]
te doen stikken en/of te wurgen;
art 287 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Rapport vaarbewegingen motorschip [naam boot] , pag. 745.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pag. 699.
3.Proces-verbaal van sporenonderzoek met bijlagen (fotomap), pag. 618.
4.Verhoor in Colombia van getuige [getuige 2] , pag. 688.
5.Proces-verbaal van bevindingen mbt de tactische zoeking op de [naam boot] , pag. 788.
6.Verhoor in Colombia van getuige [getuige 3] , pag. 666.
7.Rapport NFI d.d. 17 december 2015 Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [slachtoffer] , pag. 179.
8.Proces-verbaal van bevindingen Onderzoek Nikon Camera, pag. 1669.
9.Forensisch geneeskundig onderzoek, 21 oktober 2016, NFI, [F] , pag. 2322 en 2323.
10.Forensisch geneeskundig onderzoek, 21 oktober 2016, NFI, [F] , pag. 2328.
11.Forensisch geneeskundig onderzoek, 21 oktober 2016, NFI, [F] , pag. 2326.
12.Forensisch geneeskundig onderzoek, 21 oktober 2016, NFI, [F] , pag. 2328.
13.DNA onderzoek d.d. 18 december 2015, pag. 2282; DNA-onderzoek d.d. 10 augustus 2016, pag. 2407; DNA-onderzoek d.d. 15 mei 2017, pag. 2682.
14.Rapport bloedspoorpatroonanalyse, 19 december 2016, NFI, ing. [G] en ing. [H] , pag. 2467.
15.Rapport onderzoek naar vormsporen van textiel, 28 september 2017, NFI, dr. ir. [I] en ing. [J] , pag. 1613.
16.Proces-verbaal van bevindingen digitaal onderzoek Colombia, pag. 555.
17.Rapport veldonderzoek (fotograaf) met bijlagen, pag. 1683.
18.Pathologie onderzoek, 1 februari 2016, NFI, dr. [K] , pag. 2243, pag. 6-8 van het rapport.
19.Brief van de patholoog, 8 maart 2016, NFI, dr. [K] , pag. 2279.
20.Proces-verbaal van verhoor [B] , pag. 1031.
21.Proces-verbaal van verhoor van [C] bij de rechter-commissaris d.d. 27 augustus 2020.
22.Proces-verbaal van terechtzitting van 24 december 2019.
23.Aanvullend proces-verbaal forensisch onderzoek van 20 februari 2020 van [C] en [D] .
24.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 1644.