ECLI:NL:RBMNE:2020:4356

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
505886
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over erfdienstbaarheid en gebruik van weg tussen perceel van eiseres en gedaagde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een kort geding waarin eiseres c.s. vordert dat gedaagde c.s. wordt verboden om hen te belemmeren in het gebruik van een verharde weg die hen toegang geeft tot hun perceel. De zaak draait om de vraag of de erfdienstbaarheid van weg, die in 1991 is gevestigd, ook het huidige gebruik door eiseres c.s. dekt. Eiseres c.s. stelt dat zij de weg dagelijks gebruikt voor zowel privé- als bedrijfsdoeleinden, terwijl gedaagde c.s. zich verzet tegen deze intensivering van het gebruik. De voorzieningenrechter heeft op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan en geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat het huidige gebruik van de weg niet in strijd is met de erfdienstbaarheid zoals deze is vastgelegd in de akte van vestiging. De voorzieningenrechter heeft gedaagde c.s. verboden om eiseres c.s. te belemmeren in het gebruik van de weg en heeft hen opgedragen om belemmerende objecten te verwijderen. De beslissing over de oplegging van een dwangsom is aangehouden, evenals de beslissing over de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/505886 / KG ZA 20-349
Vonnis in kort geding van 9 oktober 2020
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
3.
[eiseres sub 3],
allen wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat: mr. B.P.R. Milar te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
4.
[gedaagde sub 4] ,
5.
[gedaagde sub 5] .
allen wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat: mr. W.A.L.D.I. van Slagmaat te Houten.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] c.s. en [gedaagde sub 1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties (25)
  • de vordering in reconventie
  • de producties 1 tot en met 15 van [gedaagde sub 1] c.s.
  • de akte vermeerdering van eis van [eiseres sub 1] c.s.
  • de producties 26 tot en met 29 van [eiseres sub 1] c.s.
  • de producties 16 tot en met 19 van [gedaagde sub 1] c.s.
  • de mondelinge behandeling op 25 september 2020
  • de pleitnota van [eiseres sub 1] c.s.
  • de pleitnota van [gedaagde sub 1] c.s.
1.2.
Op de zitting hebben partijen afgesproken dat zij wat betreft de vorderingen in conventie onder 1 en 2 een uitspraak van de voorzieningenrechter wensen. Met betrekking tot de overige geschilpunten vragen partijen om aanhouding in verband met het beproeven van mediation.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het vonnis vandaag zal worden uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] c.s. is sinds 2017 eigenaar van drie percelen (kadastraal bekend [aanduiding perceel 1] , [aanduiding perceel 2] en [aanduiding perceel 3] ), plaatselijk bekend [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] . Op perceel [aanduiding perceel 1] is het woonhuis met tuin van [eiseres sub 1] c.s. gelegen, perceel [aanduiding perceel 2] betreft teel- en kweekgrond, en op perceel [aanduiding perceel 3] is een berging/stalling gelegen. [gedaagde sub 1] c.s. is sinds 2019 eigenaar van het perceel kadastraal bekend [aanduiding perceel 4] , plaatselijk bekend [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] / [nummeraanduiding 3] . Dit perceel heeft de bestemming bedrijfsbestemming en bedrijfswoning.
2.2.
In 1991 is een erfdienstbaarheid (van weg) gevestigd ten behoeve van perceel [aanduiding perceel 3] (thans van [eiseres sub 1] c.s.) en ten laste van perceel [aanduiding perceel 4] (thans van [gedaagde sub 1] c.s.) om te komen naar het pad dat aansluiting geeft op de weg [straatnaam 2] (hierna: de weg). In de akte van levering van 9 augustus 1991 (waarin de rechtsvoorgangers van [gedaagde sub 1] c.s. aan de rechtsvoorganger van [eiseres sub 1] c.s. leveren “een perceel grond met de daarop staande loods met schuur”) staat het volgende, voor zover hier van belang:
“7. Bij deze wordt gevestigd ten laste van het bij verkopers in eigendom verblijvende gedeelte van voormeld kadastrale perceel en ten behoeve van het bij deze akte overgedragen perceelsgedeelte, de erfdienstbaarheid van weg om van het gekochte te komen over het bij verkopers in eigendom verblijvende gedeelte van gemeld kadastrale perceel tot aan het pad hetwelk aansluiting heeft op de [straatnaam 2] en omgekeerd. (…)
Koper zal alles nalaten hetwelk als een verzwaring van de op gemeld pad gevestigde erfdienstbaarheid kan worden beschouwd.”
2.3.
Op het adres van [eiseres sub 1] c.s. is een hoveniersbedrijf en zonweringsbedrijf gevestigd en binnenkort wordt vanaf het adres ook een bed & breakfast geëxploiteerd. [eiseres sub 1] c.s. gebruikt de weg dagelijks met privéauto’s, bestelbussen, tandemassers en caravan. Verder worden de containers met huisvuil/bedrijfsafval geleegd bij het hek dat is geplaatst tussen het perceel van [eiseres sub 1] c.s. en het perceel van [gedaagde sub 1] c.s.
2.4.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft fruitkisten (als plantenbakken) op en rondom de weg geplaatst. Verder heeft [gedaagde sub 1] c.s. een stalen hekwerk geplaatst langs een deel van de weg. Door deze maatregelen is de noodzakelijke draai- en aanhaalruimte voor de bestelbussen en auto met aanhanger geblokkeerd en kunnen de auto’s niet meer door het toegangshek dat op de grens van het perceel van [eiseres sub 1] c.s. is geplaatst. [eiseres sub 1] c.s. kan de loods en de schuur op zijn perceel niet meer bereiken.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Zoals onder 1.2 is vermeld zal de voorzieningenrechter alleen op de vorderingen onder I en II van [eiseres sub 1] c.s. een beslissing geven. Een beslissing over de vorderingen onder III tot en met VIII wordt aangehouden. Hetzelfde geldt voor de tegenvorderingen van [gedaagde sub 1] c.s.
3.2.
[eiseres sub 1] c.s. vordert onder I en II - samengevat - dat de voorzieningenrechter [gedaagde sub 1] c.s. verbiedt om [eiseres sub 1] c.s. te belemmeren in het gebruik van de weg en [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt tot het verwijderen van alle obstructieve objecten en andere belemmeringen aan, op of nabij de weg. Een en ander op straffe van een dwangsom.
3.3.
[eiseres sub 1] c.s. legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij onbelemmerd gebruik moeten kunnen maken van de weg. [gedaagde sub 1] c.s. heeft langs de weg allerlei objecten geplaatst, zoals isolatiemateriaal, auto’s, fruitkisten en een hekwerk, en daardoor wordt [eiseres sub 1] c.s. ernstig in zijn bedrijfsvoering beperkt. De personenauto’s en bedrijfsauto’s van [eiseres sub 1] c.s. en de auto’s van leveranciers kunnen door de opgeworpen belemmeringen vanaf het erf van [eiseres sub 1] c.s. niet langer de benodigde draai maken en de bedrijfsbusjes met aanhangers kunnen helemaal niet meer worden ingezet. Ook de vuilnisophaaldienst kan niet meer aan de achterzijde van het perceel van [eiseres sub 1] c.s. komen.
3.4.
[gedaagde sub 1] c.s. verzet zich tegen de manier waarop [eiseres sub 1] c.s. gebruik maakt van het pad. Door de bedrijfsactiviteiten van [eiseres sub 1] c.s. is het gebruik van de weg geïntensiveerd. Met het plaatsen van bloembakken aan weerszijden van het pad heeft [gedaagde sub 1] c.s. een corridor gemaakt. De breedte van de corridor is toereikend voor personenauto’s om vanaf het perceel van [eiseres sub 1] c.s. te komen naar het pad dat aansluiting biedt tot de weg [straatnaam 2] . Volgens [gedaagde sub 1] c.s. is de weg niet bedoeld voor gebruik ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten. Bovendien heeft [eiseres sub 1] c.s. een royale oprit en ontsluiting via de [straatnaam 1] .
3.5.
In dit kort geding moet, op basis van de processtukken en dat wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of een dergelijke vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van voorzieningen zoals gevorderd. Het navolgende is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
3.6.
Dat er een recht van erfdienstbaarheid ten behoeve van perceel [aanduiding perceel 3] en ten laste van perceel [aanduiding perceel 4] is gevestigd staat vast. Dit blijkt uit de akte (hiervoor geciteerd onder 2.2). De inhoud van een erfdienstbaarheid en de wijze van uitoefening daarvan wordt bepaald door de akte van vestiging (dat staat in artikel 5:73 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek). Bij de uitleg van deze akte komt het aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de in deze akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht de van gehele inhoud van de akte.
3.7.
Partijen verschillen van mening over het gebruik van de weg. Zij hebben ieder hun eigen visie op het soort voertuigen dat van de weg gebruik mag maken en op de intensiteit van het gebruik. [gedaagde sub 1] c.s. stelt - kort gezegd - dat de erfdienstbaarheid ten behoeve van de loods/stallingsruimte is gevestigd toen er op die percelen nog een woonbestemming rustte. De wijze van uitoefening van de erfdienstbaarheid moet volgens hem in dat licht worden gezien. [eiseres sub 1] c.s. stelt daar onder meer tegenover - zakelijk weergegeven - dat een bedrijf aan huis is toegestaan en dat de loods altijd ten dienste heeft gestaan van verschillende ondernemingen van de voormalige eigenaren, waaronder een stratenmakers bedrijf, een honden-trimsalon en de onderneming [naam onderneming] , en dat ten behoeve van die bedrijven gebruik werd gemaakt van de weg.
3.8.
Overwogen wordt als volgt. In artikel 5:73 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek bevat bepalingen over de inhoud van een erfdienstbaarheid (zoals een recht van overpad waarover het in deze zaak gaat). In dat artikel staat:
“De inhoud van de erfdienstbaarheid en de wijze van uitoefening worden bepaald door de akte van vestiging en, voor zover in die akte regelen daaromtrent ontbreken, door de plaatselijke gewoonte. Is een erfdienstbaarheid te goeder trouw geruime tijd zonder tegenspraak op een bepaalde wijze uitgeoefend, dan is in geval van twijfel deze wijze van uitoefening beslissend.”
Het gaat er dus in de eerste plaats om wat er over de (uitoefening van de) erfdienstbaarheid is vastgelegd in de akte van vestiging. Uit rechtspraak over dit onderwerp dat het daarbij aankomt op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de in deze akte gebruikte bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. Als dit geen uitsluitsel biedt, over de vraag naar inhoud en wijze van uitoefening, dan wordt deze bepaald door de plaatselijke gewoonte. Als er dan nog twijfel bestaat, is de wijze waarop de erfdienstbaarheid is uitgeoefend doorslaggevend.
3.9.
In dit geval staat in de akte geen beperking met betrekking tot de aard en de omvang van het gebruik van de weg, zodat het gebruik dat [eiseres sub 1] c.s. van de weg maakt in beginsel niet strijdig is met de (ruim geformuleerde) erfdienstbaarheid in de akte. De voorzieningenrechter overweegt hierbij dat het gaat om een erfdienstbaarheid ten behoeve van een loods. Naar [eiseres sub 1] c.s. hebben gesteld was de loods oorspronkelijk eigendom van de rechtsvoorgangers van [gedaagde sub 1] c.s.. Toen zij deze verkochten aan de rechtsvoorgangers van [eiseres sub 1] c.s. is de erfdienstbaarheid gevestigd, omdat de loods alleen te bereiken is vanaf de achterzijde, via het erf dat nu eigendom is van [gedaagde sub 1] c.s. [gedaagde sub 1] c.s. heeft niet weersproken dat het bovendien gaat om een loods, zodat op zichzelf verwacht kan worden dat daar zwaardere auto’s heen rijden dan alleen personenauto’s.
3.10.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft er op gewezen dat in de akte is opgenomen dat de eigenaar van het heersend erf alles zal nalaten wat als een verzwaring van de erfdienstbaarheid kan worden beschouwd. Op zichzelf is het juist dat dit in de akte staat. Maar om te kunnen beoordelen of het huidige gebruik een verzwaring is ten opzichte van het gebruik bij vestiging, moet vaststaan dat het toegestane gebruik bij vestiging anders is dan het huidige gebruik. Zoals hiervoor is overwogen, kan dat uit de akte niet worden afgeleid.
3.11.
Gelet op het voorgaande staat onvoldoende vast dat de bodemrechter zal oordelen dat het huidige gebruik in strijd is met de akte van vestiging.
3.12.
Voor zover de bodemrechter voor het vaststellen van de reikwijdte van het recht van erfdienstbaarheid al zal toekomen aan een beoordeling van de wijze waarop dit recht feitelijk werd uitgevoerd, geldt het volgende.
Partijen hebben beiden verklaringen van getuigen overgelegd over de wijze waarop de erfdienstbaarheid werd gebruikt. Uit deze verklaringen volgt geen eenduidig beeld over (de intensiteit van) de gestelde bedrijfsactiviteiten en, in verband daarmee, het gebruik van de weg. Verder leidt de voorzieningenrechter uit de luchtfoto’s van het terrein (productie 15 van [gedaagde sub 1] c.s.) en de verklaringen van partijen op de zitting af dat op de percelen aan de achterzijde van het perceel van [gedaagde sub 1] c.s. gedurende langere tijd sprake is (geweest) van bedrijfsmatige activiteiten. Zo is er een caravanstalling geweest op het perceel waarover de weg loopt. Verder blijken de op luchtfoto’s zichtbare draaisporen van voertuigen naast de weg afkomstig te zijn van de draai- en keerbewegingen van bedrijfs-/vrachtauto’s. Volgens [eiseres sub 1] c.s. waren dit sporen van vrachtauto’s van de rechtsvoorgangers van [gedaagde sub 1] c.s., die een koeltransportbedrijf hadden, en van de heer [A] , die woonachtig is aan het pad dat aansluiting geeft op [straatnaam 2] en die een installatiebedrijf heeft. Daarnaast heeft [eiseres sub 1] c.s. onvoldoende weersproken gesteld dat zijn loods bij zijn rechtsvoorgangers in gebruik is geweest als opslag van werkmaterieel, steigers, boten en tandemassers/aanhangwagens. Het ligt voor de hand dat deze zaken via de weg de loods hebben bereikt of over de weg naar de loods zijn vervoerd, en dat de rechtsvoorganger van [eiseres sub 1] c.s. daarbij dezelfde draaibewegingen heeft moeten maken op de weg als [eiseres sub 1] c.s. nu wil kunnen maken. Naar tussen partijen niet ter discussie staat, heeft ook de vuilnisophaaldienst gebruik gemaakt van de weg. Voor zover dit al bij de beoordeling zal worden betrokken, gaat de voorzieningenrechter er vooralsnog vanuit dat de weg – in elk geval in enige mate – is gebruikt door (zwaarder) gemotoriseerd verkeer ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, zoals [eiseres sub 1] c.s. thans ook doet. Op voorhand kan onvoldoende worden vastgesteld dat de bodemrechter zal oordelen dat de omvang van de bedrijfsactiviteiten van [eiseres sub 1] c.s. een ongeoorloofde verzwaring van de erfdienstbaarheid inhouden. Daarover zal in de bodemprocedure geoordeeld moeten worden, eventueel na nadere bewijslevering. Ook om die reden kan niet in dit kort geding worden vastgesteld dat het huidige gebruik in strijd is met het recht van erfdienstbaarheid.
3.13.
Zoals hiervoor onder 3.5 al is overwogen, wordt in dit kort geding alleen een voorlopige voorziening gegeven. Gelet op het voorgaande is die voorlopige voorziening dat de vorderingen onder I en II van [eiseres sub 1] c.s. zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de vordering die strekt tot verwijdering van alle belemmerende objecten alleen zal worden toegewezen ten aanzien van de objecten die zijn geplaatst rond de plek (de T-splitsing) waar de voertuigen moeten draaien/steken om het perceel van [eiseres sub 1] c.s. door het toegangshek te kunnen betreden.
3.14.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aangewezen omdat partijen met betrekking tot hun overige geschilpunten de intentie hebben uitgesproken een mediation-traject te volgen. De voorzieningenrechter gaat er daarom vooralsnog van uit dat partijen ook zonder dwangsom uitvoering zullen geven aan dit vonnis. De beslissing over de oplegging van een dwangsom zal daarom worden aangehouden.
3.15.
Een beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
4.1.
verbiedt [gedaagde sub 1] c.s. om [eiseres sub 1] c.s. te belemmeren in het gebruik van de verharde weg vanaf het perceel van [eiseres sub 1] c.s. om over het perceel van [gedaagde sub 1] c.s. te komen tot aan het pad dat aansluiting geeft op de [straatnaam 2] en omgekeerd, onder welk gebruik mede dient te worden begrepen het ontvangen van leveranciers, van bezoek en van de vuilophaaldiensten;
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. de belemmerende objecten aan, op, of nabij de gebruikelijk verharde weg op het perceel van [gedaagde sub 1] c.s., ter hoogte van de T-splitsing, binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
In conventie en reconventie
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2020. [1]

Voetnoten

1.type: