1.5Eiseres is met ingang van 1 augustus 2018 bevorderd naar de functie van [functie 1]
(schaal 10) bij het team [team 2] bij de afdeling [naam afdeling] .
2. De rechtbank stelt voorop dat het procesbelang van eiseres erin is gelegen dat zij met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2016 in de functie van [functie 1] bij het team [team 2] bij de afdeling [naam afdeling] wordt geplaatst.
3. Partijen zijn verdeeld over de vraag of eiseres een geslaagd beroep kan doen op de Notitie TTW, zoals aangevuld met de Aanvulling werkinstructie inzake Tijdelijke tewerkstellingen in de periode tot 1 juli 2016 en de Werkinstructie Tijdelijke tewerkstelling/waarneming langer dan 3 jaar na 1 juli 2016 en of er aanleiding bestaat om haar met ingang van 1 juli 2016 te plaatsen op de functie [functie 1] , schaal 10.
4. In artikel 55v van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) is bepaald dat indien de toepassing van hoofdstuk VII.b (Voorzieningen bij reorganisaties) of de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie van een individuele herplaatsingskandidaat, het bevoegd gezag, na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie, kan afwijken van dit hoofdstuk of van de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk.
5. De Notitie en de aanvullende werkinstructies vormen een uitwerking van de in artikel 55v
van het Barp neergelegde hardheidsclausule voor situaties waarin een medewerker gedurende fase 1 van de reorganisatie gedurende een periode van drie jaar tijdelijk was tewerkgesteld in een andere functie. Om in aanmerking te komen voor plaatsing in de gewenste functie dient aan vier cumulatieve criteria te worden voldaan:
1) De betrokkene dient de door hem gevraagde LFNP-functie gedurende minimaal drie jaar voorafgaand aan 1 juli 2017ononderbroken uit te hebben geoefend. Volgens de Aanvulling moet de vraag of de gewenste functie daadwerkelijk is uitgevoerd, worden beantwoord aan de hand van de niveaubepalende elementen van die functie. Noodzakelijk is dat vastgesteld wordt dat door het uitoefenen van de tijdelijke werkzaamheden in overwegende mate is voldaan aan de niveaubepalende elementen van de andere functie. Deze zijn omschreven in het onderdeel “kern van de functie” in de betrokken LFNP-functie;
2) De tewerkstelling dient schriftelijk te kunnen worden onderbouwd door de medewerker;
3) De gewenste functie moet zijn ingericht in de nieuwe formatie. Er moet dus sprake zijn van werkzaamheden die vanuit het bedrijfsvoeringsbelang ook na de reorganisatie worden gecontinueerd;
4) Het functioneren van de medewerker dient voldoende te zijn.
6. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit kort gezegd - op het standpunt gesteld dat eiseres geen geslaagd beroep kan doen op de Notitie en de Aanvulling, omdat aan drie van de vier cumulatieve voorwaarden niet is voldaan.
7. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij wel aan de vier cumulatieve criteria heeft voldaan. Daarbij stelt eiseres dat zij wel tot de doelgroep van de Notitie TTW behoort, omdat zij feitelijk werkzaamheden heeft uitgevoerd die bij een andere hogere functie dan haar formele LFNP-functie behoren. Verder stelt eiseres dat de voorloper van de functie van [functie 1] , te weten de functie van [voorloper van functie 1] , al op 1 juli 2017 bestond, zodat wat verweerder over criterium 3 heeft aangevoerd niet juist is.
Voorwaarde 1: Heeft eiseres de gevraagde functie van [functie 1] gedurende minimaal drie jaar uitgeoefend voorafgaand aan 1 juli 2017?
8. Eiseres voert aan dat zij - in afwijking van haar korpsfunctie [functie 3] - vanaf 2011/2012 langer dan drie jaar hoger gewaardeerde werkzaamheden heeft verricht in de functie van [functie 1] . Volgens eiseres had verweerder haar dan ook met ingang van 1 juli 2016 in die functie moeten plaatsen. Daarbij acht eiseres van belang dat zij vanaf 16 januari 2017 als [.] van het Team [..] bij [...] / [naam afdeling] is aangewezen en dat alle andere [.] van de andere Teams [..] binnen [...] / [naam afdeling] bij de reorganisatie van [naam afdeling] in 2017 met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2016 in de functie van [functie 1] zijn benoemd. Alleen in haar geval is besloten dat zij pas vanaf 1 augustus 2018 in de functie van [functie 1] wordt benoemd. Dat is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, aldus eiseres.
9. Verweerder voert aan dat eiseres vanaf 1 april 2011 de formeel aan haar toegekende werkzaamheden van de functie [functie 2] uitvoerde en dat zij geen afwijkende werkzaamheden zoals bedoeld in de Notitie heeft uitgevoerd. Dat eiseres met ingang van 1 juli 2016 in de functie van [functie 3] is geplaatst en dat deze plaatsing feitelijk nog niet was geëffectueerd, betekent niet dat eiseres waarnemende werkzaamheden heeft uitgevoerd. Eiseres heeft daarmee slechts haar eigen werkzaamheden blijvend uitgeoefend in een ander team. Als eiseres vanaf 2014 wel een andere functie zou hebben waargenomen, wat verweerder betwist, dan nog heeft eiseres niet daadwerkelijk de functie van [functie 1] uitgeoefend. Dit omdat niet is gebleken dat de door eiseres uitgevoerde werkzaamheden voldoen aan de niveau bepalende elementen van de functie van [functie 1] . Verweerder verwijst hiervoor naar het besluit van 13 mei 2019, als genoemd in rechtsoverweging 1.4.
10. In de Uitvoeringsinstructie inzake Tijdelijke tewerkstellingen in de periode tot 1 juli 2016 van 2 februari 2017 is vermeld dat het criterium uit de RAAF wordt gehanteerd om te beoordelen of de gewenste functie daadwerkelijk drie jaren onafgebroken is uitgeoefend. In het advies van de Adviescommissie RAAF van 18 april 2019, waarop verweerder het besluit van 13 mei 2019 baseert, is in overweging 5.5 de kern van de functie van [functie 1] weergegeven. Vervolgens is in dit advies per niveau bepalend element van de functie van [functie 1] gemotiveerd uiteengezet waarom eiseres hier volgens de Adviescommissie RAAF niet aan heeft voldaan (zie overwegingen 5.6 tot en met 5.10). In het primaire besluit heeft verweerder gemotiveerd dat uit de door eiseres overgelegde brief van de heer [A] , [functie 4] van [naam afdeling] en de heer [B] , [functie 5] , van 6 juli 2017 en de beoordeling van 15 november 2016 blijkt dat eiseres in de referteperiode (1 juli 2014 tot en met 1 juli 2017) werkzaamheden heeft uitgevoerd overeenkomstig de aan haar formeel toegekende functie. De rechtbank stelt vast dat eiseres dit standpunt van verweerder in beroep niet gemotiveerd heeft weerlegd en ook niet met nadere stukken heeft onderbouwd dat de door haar in de referteperiode uitgevoerde werkzaamheden wél aan de niveaubepalende elementen van de functie van [functie 1] voldoen. Van een afspraak of opdracht tot vervulling van andere dan de eigen werkzaamheden, is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank tekent daarbij aan dat zij overigens in de gedingstukken geen feitelijke onderbouwing heeft gevonden voor de stelling van eiseres dat zij gedurende minimaal drie jaar voorafgaand aan 1 juli 2017 ononderbroken de werkzaamheden van een [functie 1] , schaal 10, heeft uitgevoerd. Al om deze reden kan niet worden gezegd dat eiseres voldoet aan de voorwaarden van de Notitie en de Aanvulling, waar het de gevraagde LFNP-functie van [functie 1] , schaal 10, betreft. Wat eiseres over de overige criteria (zie rechtsoverweging 5) en het gelijkheidsbeginsel heeft aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking meer.
11. Voor zover eiseres betoogt dat zij niet akkoord is gegaan met de toekenning van en overgang naar de functie van [functie 3] , treft dit betoog geen doel. De matching moet in het kader van de voorliggende procedure als een gegeven worden beschouwd.
12. Uit het voorgaande volgt dat eiseres geen geslaagd beroep kan doen op de Notitie en de Aanvulling. Van enige aanleiding tot toepassing van de hardheidsclausule buiten de Notitie en de Aanvulling om is de rechtbank evenmin gebleken.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.