ECLI:NL:RBMNE:2020:4322

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
C/16/508695 / FA RK 20-5181
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg met betrekking tot een betrokkene met een psychische stoornis

Op 25 september 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1988, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornis. De officier van justitie had op 7 september 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging, waarbij de betrokkene instemde met het zorgplan en een zorgmachtiging voor twaalf maanden wenste. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch via Skype gehouden, waarbij de advocaat van de betrokkene, de officier van justitie en een verpleegkundig specialist aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt door zijn psychische stoornis, wat leidt tot levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat de betrokkene zich zonder juridisch kader zou onttrekken aan zorg. De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg toegewezen, waarbij onderscheid is gemaakt tussen ambulante en klinische zorg. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de verzochte zorg evenredig en effectief is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden te verlenen, ondanks dat het verzoek te laat was ingediend. De rechtbank heeft de wens van de betrokkene om een langdurige zorgmachtiging te verkrijgen zwaarder laten wegen dan de onzekerheid die het te laat indienen van het verzoek met zich meebracht. De beschikking is mondeling gegeven door rechter T. Dopheide en is op 8 oktober 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/508695 / FA RK 20-5181
Betrokkene nummer: [betrokkene nummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 25 september 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. H. Cornelis.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 7 september 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring 31 augustus 2020;
- de zorgkaart;
- het zorgplan;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz.
1.2.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de volgende stukken, waaronder:
- de referteverklaring van betrokkene van 10 september 2020;
- het mailbericht namens de officier van justitie van 10 september 2020;
- de mailberichten van de advocaat van betrokkene van 14 en 16 september 2020.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 september 2020. Vanwege de Coronamaatregelen, heeft de mondelinge behandeling telefonisch via Skype plaatsgevonden, conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak. Daarbij zijn gehoord:
  • de advocaat van betrokkene;
  • mevrouw J. Beumer- Gonggrijp, de officier van justitie;
  • mevrouw [A] , verpleegkundig specialist.
De gehoorde personen bevonden zich in afzonderlijke ruimtes. Daarbij had de verpleegkundig specialist alleen een geluidsverbinding, omdat het niet lukte om ook een beeldverbinding tot stand te brengen. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden Nederland te Utrecht.
1.4.
Betrokkene heeft via zijn advocaat op 10 september 2020 schriftelijk aan de rechtbank laten weten dat hij instemt met het zorgplan en een zorgmachtiging en dat hij ervan uitgaat dat deze wordt verleend voor twaalf maanden, in afwijking van de dor de officier van justitie genoemde termijn. In de mail van 10 september 2020 heeft de advocaat laten weten dat betrokkene niet bij de mondelinge behandeling aanwezig zou zijn.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling later op de dag uitspraak gedaan. De kennisgeving mondelinge uitspraak is aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder.

2.De standpunten en de beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg in de vorm van
aen
hook ambulant worden toegepast. In dat geval bestaat de zorgvorm genoemd onder
huit het nakomen van afspraken met de zorgverantwoordelijke en het gebruik van medicatie volgens voorschrift. De overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast. Uit het zorgplan blijkt dat betrokkene bij het staken van medicatie en een daarop volgende psychische decompensatie nauwelijks ziekte-inzicht heeft.
2.2.
De advocaat heeft verklaard dat het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging mogelijk is omdat de geldigheidsduur van de huidige zorgmachtiging nog niet is verstreken. Betrokkene vindt een zorgmachtiging noodzakelijk en hij heeft deze het liefst voor de duur van twaalf maanden. Nu de huidige zorgmachtiging geldig is tot en met 26 september kan volgens de advocaat een aansluitende zorgmachtiging worden verleend, zo lang voor het einde van die geldigheidsduur wordt beslist op het verzoek.
De officier van justitie heeft verklaard dat het verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging te laat is ingediend. Dit verzoek is namelijk niet binnen vier weken voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de huidige zorgmachtiging ingediend. Omdat dit volgens de officier van justitie een fatale termijn is, is het niet mogelijk om een aansluitede zorgmachtiging te verzoeken en is een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden bij de rechtbank ingediend. Aanvullend heeft de officier van justitie verklaard dat zij geen materiële bezwaren heeft tegen een geldigheidsduur van 12 maanden, en zich aan het oordeel van de rechtbank refereert als de rechtbank daartoe juridisch ruimte ziet.
De verpleegkundig specialist heeft gepleit voor afgifte van een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornis.
2.4.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Om ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.
Betrokkene is psychiatrisch gezien stabiel en hij toont ziektebesef- en inzicht. Ook is betrokkene gemotiveerd voor behandeling. In het verleden heeft betrokkene meerdere keren zijn medicatie inname gestaakt waarop hij weer psychotisch werd. Zijn ziektebesef en behandelbereidheid zijn dan ook minder, wat ervoor zorgt dat het lastiger is om adequate zorg te verlenen. Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.6.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.7.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vormen
aen
heerst moeten worden toegepast. Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de zorgvormen
b,
c,
d,
e,
f,
g,
ien
jworden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast. Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.8.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.10.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
2.11.
De rechtbank is van oordeel dat de wet ruimte biedt om in deze zaak een aansluitende zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden. In artikel 6:6, onder a, van de Wvggz, is bepaald dat bij een zorgmachtiging die aansluit op een eerdere zorgmachtiging uiterlijk vier weken voor het verstrijken van de geldigheidsduur een verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging moet worden gedaan. De rechtbank heeft drie weken de tijd om op dat verzoek te beslissen. Het doel daarvan is, aldus de memorie van toelichting bij dat artikel, dat een betrokkene tijdig weet waar hij aan toe is en niet vlak voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de zorgmachtiging wordt geconfronteerd met een verzoek tot verlening van een aansluitende zorgmachtiging (TK 2009-2010, 32 399, nr. 3). Tegelijkertijd vloeit uit artikel 6:5, onder b, van de wet voort dat een zorgmachtiging kan worden verleend voor twaalf maanden, indien het een zorgmachtiging betreft die aansluit op een zorgmachtiging als bedoeld in onderdeel eerste zorgmachtiging. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bepalingen in onderlinge samenhang gelezen en de bedoeling van de wetgever daarbij in ogenschouw nemend worden afgeleid dat het uitgangspunt is dat een verzoek tenminste vier weken voor het verstrijken van de geldigheidsduur wordt gedaan. Echter, de wet biedt wel ruimte om in een voorkomend geval een zorgmachtiging voor de duur van 12 maanden te verlenen, zo lang op het verzoek wordt beslist vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de lopende zorgmachtiging. Of, en zo ja welke consequenties aan een te laat ingediend verzoek moeten worden verbonden hangt naar het oordeel van de rechtbank af van de specifieke omstandigheden van het geval.
In deze zaak heeft betrokkene uitdrukkelijk de wens geuit om een zorgmachtiging met een zo lang mogelijke geldigheidsduur te verlenen. Die wens uitte hij ook al ten tijde van het verlenen van de eerste zorgmachtiging, toen hij vroeg of de zorgmachtiging niet voor 12 maanden verleend kon worden. Betrokkene is zich ervan bewust dat hij de zorgmachtiging nodig heeft en ervaart het proces rondom een verzoek en een zitting als bijzonder spanningsvol. Dat gegeven vindt de rechtbank zwaarder wegen dan de onzekerheid waarin betrokkene mogelijk heeft verkeerd als gevolg van een te laat ingediend verzoek. De rechtbank vindt het dan ook in het belang van betrokkene dat een aansluitende zorgmachtiging wordt verleend, voor de duur van 12 maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] ,geboren op
[geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende
middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie,
en
- bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder
aen
h;
- bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 september 2021.
Deze beschikking is op 25 september 2020 mondeling gegeven door mr. T. Dopheide, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van D. Hendriks als griffier, en op 8 oktober 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.