Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser] ,
gemachtigde mr. A.M. Worst,
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigden mr. D.J.A. van den Berg en mr. F.M.H.C. Sarneel.
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 juli 2020
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 augustus 2020.
2.De feiten
afzien van het ingestelde Hoger Beroep bij de Raad van State en eventueel andere procedures tegen de uitbreiding van [bedrijfsnaam 2]’. Op verzoek van de advocaat van [eiser] is de zinsnede ‘
en eventueel andere procedures tegen de uitbreiding van [bedrijfsnaam 2]’ verwijderd uit de vaststellingsovereenkomst.
(…)
(…)
(…)
Beste familie [achternaam van eiser] en buren,
Wij willen U ook de juridische strijd besparen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Minnelijke regeling
€ 20.000,00 of een bedrag van € 30.000,00 aan [gedaagde] terug te betalen, aldus [gedaagde] .
Wij willen U ook de juridische strijd besparen. Daarom verzoeken wij U Uw bankrekening aan ons op te geven van [gedaagde] B.V. waarop wij 20.000,00 euro kunnen overmaken’ maakt dit niet anders, nu de verklaring van [eiser] gebaseerd is op de inhoud van het e-mailbericht van 25 juli 2019, die onjuist blijkt te zijn. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat er geen minnelijke schikking tussen [eiser] en [gedaagde] tot stand is gekomen. Het standpunt van [gedaagde] , dat [eiser] een betalingsverplichting heeft op basis van de tussen partijen getroffen minnelijke regeling en daarom de betaling van € 20.000,00 heeft verricht, houdt dan ook geen stand en heeft [eiser] ten onrechte op het verkeerde been gezet. De betaling door [eiser] is zonder rechtsgrond gedaan.
en eventueel andere procedures tegen de uitbreiding van [bedrijfsnaam 2] ’was vermeld. Kennelijk heeft [gedaagde] bij het opstellen van de vaststellingsovereenkomst wel rekening gehouden met de omstandigheid dat er nog eventuele procedures tegen de uitbreiding van [naam instelling] zouden kunnen komen. Partijen hebben echter in overeenstemming met elkaar deze zinsnede uit de vaststellingsovereenkomst verwijderd. [gedaagde] kan dan niet achteraf [eiser] tegenwerpen dat er sprake zou zijn van een onvoorziene omstandigheid.
€ 20.000,00 aan [eiser] terug moet betalen. De vordering van € 20.000,00 zal dan ook worden toegewezen.
960,00(2 punten x tarief € 480,00)