3.1.verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om – samengevat –:
1. het gegeven ontslag op staande voet van 13 mei 2020 nietig te verklaren (de kantonrechter begrijpt: het ontslag op staande voet te vernietigen);
2. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van € 3.000,00 bruto per maand, alsmede al het overige dat [verweerster] uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, de wet of andere regeling verschuldigd is of nog zal zijn, zulks op de gebruikelijke wijze en tijdstippen, vanaf 13 mei 2020 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
3. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van 50% over de onder 2 genoemde posten;
4. [verweerster] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
5. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding conform artikel 7:681 BW van € 50.000,00 bruto;
6. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren conform artikel 7:672 lid 9 BW, zijnde een bedrag van € 12.960,00 bruto;
7. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding conform artikel 7:673 BW ter hoogte van € 2.337,35 bruto;
8. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
9. [verweerster] te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, vermeerderd
met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van deze beschikking.