ECLI:NL:RBMNE:2020:4312
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening medische urgentie woningzoekende
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die medische urgentie had aangevraagd voor een woning. Verzoekster, die sinds 21 april 2015 in een flatwoning op de vierde verdieping zonder lift woont, heeft medische klachten die haar belemmeren in het dagelijks functioneren, vooral door rugklachten en bekkenproblematiek. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, heeft haar op 23 april 2020 een medische urgentie toegekend voor een appartement vanaf de eerste verdieping met lift, maar verzoekster is het niet eens met het zoekprofiel dat aan deze urgentie is verbonden.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 27 juli 2020, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 30 september 2020 heeft verzoekster haar situatie toegelicht, waarbij ze aangaf dat haar klachten zijn verergerd en dat ze een woning op de begane grond wenst. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het advies van de medisch adviseur van Treve zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de conclusies logisch zijn. Verzoekster heeft niet voldoende onderbouwd dat haar situatie zodanig is veranderd dat verweerder niet op dit advies mocht baseren.
De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat het beroep van verzoekster geen redelijke kans van slagen heeft. De belangen van verzoekster zijn niet zodanig zwaarwegend dat de voorlopige voorziening moet worden getroffen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.