In deze zaak vordert verzoeker, die in dienst was van verweerster, betaling van een aanzegvergoeding op grond van artikel 7:668 lid 1 BW. Verzoeker stelt dat hij niet tijdig is geïnformeerd over de verlenging van zijn arbeidsovereenkomst, terwijl verweerster aanvoert dat verzoeker op de hoogte was van de verlenging. De kantonrechter oordeelt dat verweerster niet schriftelijk heeft aangezegd of de arbeidsovereenkomst zou worden voortgezet, wat leidt tot de verplichting om een aanzegvergoeding te betalen. Daarnaast vordert verweerster een gefixeerde schadevergoeding wegens ontslag op staande voet, wat ook wordt toegewezen. De kantonrechter wijst de vordering van verzoeker tot wettelijke verhoging af, maar kent wel de wettelijke rente toe vanaf de indiening van het verzoekschrift. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.