ECLI:NL:RBMNE:2020:4286

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 20/1602
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering en verzoek om vrijstelling griffierecht wegens betalingsonmacht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 6 augustus 2020, gaat het om een beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake een WIA-uitkering. Eiser, die gedetineerd is, heeft een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) aangevraagd, maar zijn uitkering is met 5% verlaagd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 maart 2020, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 5 augustus 2020 waren zowel eiser als zijn gemachtigde niet aanwezig, wat de behandeling van de zaak bemoeilijkte.

Eiser verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende had aangetoond dat hij aan de criteria voor betalingsonmacht voldeed. Hoewel eiser geen inkomsten heeft, ontbrak informatie over zijn vermogen. De rechtbank concludeerde dat de gronden van het beroep een herhaling waren van wat eerder in bezwaar was aangevoerd en dat verweerder al voldoende op deze gronden had gereageerd. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M.A. Koeman, griffier. Vanwege coronamaatregelen werd de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1602

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. S. Ettalhaoui),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser met ingang van 3 mei tot en met 1 december 2019 een uitkering toegekend op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA-uitkering), omdat hij voor 43,52% arbeidsongeschikt is. Vanaf 3 juli 2019 wordt de uitkering met 5% verlaagd.
Bij besluit van 20 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de Skype-zitting van 5 augustus 2020. Verweerder is met bericht vooraf niet verschenen. Eiser is gedetineerd en is met bericht vooraf ook niet verschenen. Zijn gemachtigde heeft van tevoren aangegeven dat hij de zitting zou bijwonen, maar was niet aanwezig en was ook niet bereikbaar.

Overwegingen

1. Eiser verzoekt om vrijstelling van het griffierecht, wegens betalingsonmacht. Hij bevindt
zich namelijk in de P.I. te Vught en heeft geen inkomsten.
2. De rechtbank overweegt dat het griffierecht weliswaar per rekening-courant is betaald,
maar dit is onvoldoende om het beroep op betalingsonmacht niet te honoreren. [1] Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat hij aan de twee criteria voor het aannemen van betalingsonmacht voldoet, zoals door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is geformuleerd. [2] Hoewel aannemelijk is dat eiser nu geen inkomsten heeft, heeft hij geen informatie gegeven over zijn eventuele vermogen. Daarom wijst de rechtbank het verzoek voor het verlenen van vrijstelling van het griffierecht af.
3. Deze zaak gaat over een WIA-uitkering. De rechtbank stelt vast dat de gronden van het beroep een herhaling betreffen van wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd. Wat schort aan het bestreden besluit, heeft eiser niet verder kunnen concretiseren.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder in het bestreden besluit al voldoende
ingegaan op de gronden van het bezwaar en heeft verweerder deze gronden gemotiveerd weerlegd. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep niet heeft onderbouwd waarom de overwegingen van verweerder in reactie op de bezwaargronden niet in stand kunnen blijven, zodat reeds hierom de herhaalde standpunten niet tot vernietiging van het bestreden besluit kunnen leiden. Ook concludeert de rechtbank dat de motivering waarvan uit het bestreden besluit blijkt, dit besluit kan dragen.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M.A. Koeman, griffier, op 6 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RVS:2016:2783 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2016:2783).
2.ECLI:NL:CRVB:2015:282 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2015:282).