In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E. Kaya, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd op basis van de vaststelling dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de medische beoordeling en de rapportages van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren uitgevoerd en geen tegenstrijdigheden vertoonden.
Eiseres had aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen waren onderschat. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, A. van den Broeke-Spieker, voldoende gemotiveerd had waarom bepaalde beperkingen niet waren aangenomen. De rechtbank oordeelde dat de aanpassingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) adequaat waren en dat de arbeidsdeskundige de geselecteerde functies correct had beoordeeld in relatie tot de vastgestelde belastbaarheid van eiseres.
De rechtbank concludeerde dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres op basis van de geduide functies 15,36% was en dat verweerder terecht had geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.