ECLI:NL:RBMNE:2020:4278
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening in WOZ-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2020 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat te laat was ingediend door eiser. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift, dat betrekking heeft op de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes weken na de bekendmaking van het besluit is ontvangen. De uitspraak op bezwaar was op 22 augustus 2019 bekendgemaakt, waardoor het beroepschrift uiterlijk op 3 oktober 2019 ingediend had moeten zijn. Eiser heeft het beroepschrift echter pas op 8 oktober 2019 ontvangen, wat buiten de termijn valt.
De rechtbank overweegt dat eiser geen geldige reden heeft aangevoerd voor de te late indiening. Eiser heeft weliswaar gesteld dat hij het beroepschrift op 2 oktober 2019 ter post heeft bezorgd, maar heeft geen bewijs geleverd dat dit ook daadwerkelijk het geval is. De rechtbank wijst erop dat de hoofdregel is dat een te laat ingediend beroepschrift niet inhoudelijk kan worden behandeld, tenzij er sprake is van omstandigheden waar eiser niets aan kan doen. Dit was hier niet het geval.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het op tijd voldoen van het griffierecht een vereiste is voor een inhoudelijke behandeling van de zaak. Aangezien eiser niet tijdig het griffierecht heeft voldaan, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft eiser gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak, mocht hij het niet eens zijn met de beslissing.