ECLI:NL:RBMNE:2020:4270
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak. Eiser, de eigenaar van de woning aan [adres 1] te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, waarin de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2019 was vastgesteld op € 508.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2018. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 457.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een Skypezitting op 30 juni 2020, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door een collega van zijn gemachtigde en verweerder door zijn gemachtigde en een taxateur.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat verweerder aannemelijk diende te maken dat de vastgestelde waarde niet hoger was dan deze waarde. Verweerder had een taxatiematrix overgelegd waarin de woning werd vergeleken met vier referentiewoningen in [woonplaats]. De rechtbank concludeerde dat verweerder met deze matrix en de toelichting ter zitting voldoende had aangetoond dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. Eiser's argument dat de uitspraak op bezwaar een motiveringsgebrek bevatte, werd verworpen, omdat deze grond ter zitting was ingetrokken.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.