ECLI:NL:RBMNE:2020:4266
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en achterstallig onderhoud
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning aan [adres 1] te [woonplaats]. De heffingsambtenaar had de waarde voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 291.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2018. Eiser, de eigenaar van de woning, was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar gemaakt, dat door de heffingsambtenaar ongegrond was verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 3 juni 2020 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl de heffingsambtenaar ook vertegenwoordigd was door een gemachtigde en een taxateur. De rechtbank heeft de woning en de taxatiematrix van de heffingsambtenaar beoordeeld. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met achterstallig onderhoud en gedateerde voorzieningen. De rechtbank oordeelde echter dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, mede door de onderbouwing met een taxatiematrix waarin de woning werd vergeleken met referentiewoningen.
De rechtbank concludeerde dat de waarde in het economisch verkeer correct was vastgesteld en dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.