ECLI:NL:RBMNE:2020:4254

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
509623 / HA RK 20-238
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring wrakingsverzoek tegen rechter in familierechtelijke procedure

Op 7 oktober 2020 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Verzoekers, vader en moeder, hebben op 25 september 2020 een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechter, mr. A.R. Scharrenborg, tijdens een mondelinge behandeling die betrekking had op de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De verzoekers voerden aan dat de rechter blijk gaf van vooringenomenheid door moeder niet te laten uitspreken en door te zeggen het verzoek van de GI serieus te nemen.

De wrakingskamer heeft het verzoek op 6 oktober 2020 behandeld en op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan. De wrakingskamer oordeelde dat de wijze waarop de rechter de mondelinge behandeling had ingericht niet duidde op vooringenomenheid. De rechter had de vrijheid om de zitting te structureren en te bepalen welke vragen hij stelde. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en verklaarde het wrakingsverzoek ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: 509623 / HA RK 20-238
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
7 oktober 2020
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna te noemen vader,
en
[verzoekster] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna te noemen moeder,
verder gezamenlijk te noemen verzoekers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 september 2020 in de zaak met nummer C/16/508593 / JE RK 20-1814, aanhangig bij de afdeling familierecht van deze rechtbank.
- de schriftelijke reactie van mr. Scharrenborg van 1 oktober 2020 (hierna: de rechter).
1.2.
Verzoekers hebben tijdens de mondelinge behandeling van 25 september 2020 een verzoek tot wraking ingediend tegen de behandelend rechter, mr. A.R. Scharrenborg (hierna: de rechter). Die mondelinge behandeling ging over het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: GI) om de uit huis geplaatste kinderen van verzoekers naar een andere opvangplek te laten verhuizen.
1.3.
Het wrakingsverzoek is op 6 oktober 2020 achter gesloten deuren behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling zijn verzoekers verschenen, mr. A.R. Scharrenborg evenals mevrouw [A] en mevrouw [B] van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.
1.4.
De wrakingskamer heeft bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekers onderbouwen hun wrakingsverzoek als volgt. De rechter heeft blijk gegeven van vooringenomenheid doordat hij moeder tijdens de mondelinge behandeling niet heeft laten uitspreken. Zo heeft hij de indruk gewekt dat het niet uitmaakte wat ze zei, aldus het verzoek. Daarnaast is volgens verzoekers het feit dat de rechter het verzoek van de GI zegt serieus te nemen ook op zich al een blijk van vooringenomenheid.
2.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie geeft hij aan dat een zitting nu eenmaal een beperking qua tijdsduur heeft en dat het standpunt van verzoekers en de GI voor hem duidelijk waren. Verder betoogt hij dat hij als rechter ieder verzoek dat aan hem wordt voorgelegd, serieus moet nemen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van deze maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer vindt het wrakingsverzoek ongegrond. Het is aan de rechter die de zaak behandelt, om te bepalen welk onderzoek hij nodig vindt om tot een beslissing te komen. De rechter bepaalt dus hoe hij een mondelinge behandeling inricht, welke vragen hij stelt aan partijen, op welke manier partijen aan het woord komen en hoe lang. Het is niet aan de wrakingskamer om in de beoordeling daarvan te treden. Als een partij het niet eens is met de manier waarop de rechter het onderzoek in de zaak vorm gegeven heeft, staat voor haar hoger beroep tegen de beslissing van de rechter open. De wrakingskamer moet wel beoordelen of de manier waarop de rechter de zitting heeft ingericht en onderzoek heeft gedaan niet anders kan worden gezien dan als vooringenomen. Dat is hier niet het geval. Uit het proces-verbaal blijkt dat de rechter uitgebreid in gesprek is geweest met vader en moeder en de GI. De rechter heeft vragen gesteld aan alle betrokkenen en heeft hen actief uitgenodigd om hun visie te geven. Daarbij heeft de rechter ook een leespauze ingelast om de spreekaantekeningen van vader en moeder te lezen. Al met al heeft de zitting ongeveer 40 minuten geduurd. Uit die handelwijze blijkt geen vooringenomenheid. Het feit dat de rechter op enig moment moeder heeft onderbroken, maakt dat niet anders. De rechter is verantwoordelijk voor het verloop van de mondelinge behandeling en kan besluiten dat partijen in voldoende mate aan het woord zijn geweest of dat wat er op dat moment wordt besproken, minder relevant is voor de te nemen beslissing.
3.4.
Vader en moeder hebben nog aangevoerd dat de rechter vooringenomen is omdat hij zegt het verzoek van de GI serieus te nemen. De rechter moet beslissen over elk verzoek dat aan hem wordt voorgelegd en in die zin moet hij elk verzoek serieus behandelen en beoordelen. Het enkele feit dat de rechter zegt een verzoek serieus te nemen, maakt niet dat hij blijk geeft van vooringenomenheid. Daarmee zegt hij immers niet hoe hij inhoudelijk tegen dat verzoek aankijkt of hoe hij daarover zal beslissen.
3.5.
Dit betekent dat de wrakingskamer het verzoek ongegrond zal verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekers, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team familierecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer C/16/508593 / JE RK 20-1814 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mrs. R.C. Stijnen en A. van Dijk als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2020.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.