ECLI:NL:RBMNE:2020:4237

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
C/16/509744 / KG ZA 20-492
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verbod op uitzending van opnames in het programma Avrotros Opgelicht!

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de vereniging Avrotros. De eiser, die wordt beschuldigd van oplichting, verzocht de rechtbank om een verbod op de uitzending van opnames die door Avrotros waren gemaakt. De opnames betroffen een confrontatie met de eiser over beschuldigingen van illegale onderhuur en oplichting. De rechtbank oordeelde dat het belang van Avrotros om misstanden aan de kaak te stellen zwaarder weegt dan het belang van de eiser om herkenbaar in beeld te worden gebracht. De eiser had erkend dat hij zich schuldig had gemaakt aan de hem verweten handelswijze, wat de ernst van de beschuldigingen versterkte. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van de eiser niet voor toewijzing in aanmerking kwamen, en dat de uitzending van de opnames rechtmatig was. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van Avrotros, die op € 1.636,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het recht op vrijheid van meningsuiting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/509744 / KG ZA 20-492
Vonnis in kort geding van 29 september 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. I. Akkaya te Goes,
tegen
de vereniging
AVROTROS,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Avrotros genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 29 september 2020 met producties 1 t/m 6
  • het faxbericht van Avrotros van 29 september 2020
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Avrotros.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald op vandaag.
1.3.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 29 september 2020 mondeling vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan de nadere uitwerking en is op 6 oktober 2020 opgemaakt.

2.Waar gaat het om?

2.1.
Op 15 september 2020 heeft een cameraploeg van het programma Avrotros Opgelicht ?! opnames gemaakt van [eiser] en [eiser] daarbij geconfronteerd met de tegen hem geuite beschuldiging van oplichting. Volgens Avrotros heeft [eiser] zich eerder dit jaar voorgedaan als een makelaar die een pand te huur aanbiedt, terwijl het in werkelijkheid ging om een pand dat door hem zelf werd gehuurd en sprake was van illegale onderhuur. Vervolgens heeft [eiser] met meerdere ‘huurders’ voor dit pand een huurovereenkomst gesloten en huurpenningen en borg geïncasseerd. [eiser] verdween op het moment van de sleuteloverdracht uit beeld. Volgens Avrotros betaalde [eiser] daarnaast ook zelf geen huur voor het pand. Hij maakt gebruik van de website [website] .nl. Het op die website vermeldde KvK-nummer behoort toe aan het makelaarskantoor [makelaar] en is niet van [eiser] . [eiser] maakte gebruik van meerdere namen (pseudoniemen) bij het afsluiten van de huurovereenkomsten. Volgens Avrotros heeft [eiser] zich ook in het verleden al meerdere malen schuldig gemaakt aan oplichting, reden waarom hem in 2018 vanwege recidive, nog een verklaring omtrent gedrag (VOG) zou zijn geweigerd.
2.2.
Avrotros wil in de uitzending van Opgelicht ?! van 29 september 2020 aandacht besteden aan de zaak en tijdens die uitzending zullen onder andere ook de op 15 september 2020 gemaakte opnames worden uitgezonden. [eiser] wil dat met deze procedure voorkomen.

3.De beoordeling

Spoedeisend belang
3.1.
Gelet op de aard van de vorderingen heeft [eiser] een voldoende spoedeisend belang om in zijn vorderingen in kort geding te worden ontvangen.
Juridische maatstaf
3.2.
Het gaat in deze zaak om een botsing van fundamentele rechten. Aan de kant van [eiser] het recht op eerbiediging van de eer en goede naam en aan de kant van Avrotros het recht op vrijheid van meningsuiting.
3.3.
Alle door [eiser] gevorderde verboden zijn er feitelijk op gericht te voorkomen dat Avrotros op welke wijze dan ook aandacht besteedt aan de zaak van [eiser] . Toewijzing van (een van) gevorderde verboden houdt een beperking in van het in artikel 7 Grondwet en artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde recht van Avrotros op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan alleen worden beperkt als dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake als de publicatie een zodanige inbreuk maakt op de eer en goede naam van [eiser] dat die als onrechtmatig kan worden aangemerkt in de zin van artikel 6:162 BW.
3.4.
Welk recht uiteindelijk zwaarder weegt, hangt af van aan wiens belang in de gegeven omstandigheden meer gewicht toekomt. Bij de weging van beide (in beginsel gelijkwaardige) belangen is onder meer relevant (i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben, (ii) de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die aan de kaak wordt gesteld, (iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal, (iv) de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen, (v) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet en (vi) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon. De hiervoor genoemde omstandigheden wegen niet allemaal even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval.
3.5.
Het door [eiser] gedane beroep op het portretrecht leidt tot een soortgelijke belangenafweging tussen het door artikel 8 EVRM beschermde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en/of eer en goede naam en het door artikel 10 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting en informatievrijheid.
Belangenafweging
3.6.
Het belang van Avrotros is dat zij met haar programma Opgelicht ?! een rol vervult als public watchdog en in die rol allerlei misstanden aan de kaak moet kunnen stellen, en ook het publiek moet kunnen voorlichten en zo nodig waarschuwen. Het belang van [eiser] is dat hij door deze publiciteit (onder andere door het gebruik van de beelden waarop hij herkenbaar in beeld wordt gebracht en het noemen van zijn naam) niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen als ware hij een oplichter en aan voor hem ongewenste publiciteit omtrent zijn persoon.
3.7.
Het belang van Avrotros weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [eiser] . Daarvoor is het volgende redengevend. Van doorslaggevend belang is dat [eiser] de door Avrotros geschetste handelswijze (zie 2.1) heeft erkend. Ook heeft hij niet betwist dat hij zich in het verleden al vaker schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De door Avrotros geuite beschuldigen aan het adres van [eiser] zijn dus niet ongefundeerd. Vanuit het algemeen belang bezien is er reden om aandacht te besteden aan deze misstand en mensen daarvoor te waarschuwen. Het herkenbaar in beeld brengen van [eiser] is daarbij legitiem, nu ter zitting onder meer is gebleken dat het gebruik van verschillende namen (pseudoniemen) onderdeel was van zijn werkwijze. Het enkel noemen van zijn naam ter waarschuwing zal dan ook weinig effectief zijn. Terwijl anderzijds [eiser] heeft erkend dat hij de benadeelden wel steeds in persoon heeft gezien voordat zij de huurovereenkomst ondertekenden. Verder weegt mee dat [eiser] geen vaste woon- en verblijfplaats heeft en niet staat ingeschreven in het Basisregistratie Personen. Hij is daardoor feitelijk onvindbaar voor de benadeelden.
3.8.
Dat [eiser] stelt veel spijt te hebben van zijn daden en zelf contact heeft opgenomen met de politie om zich te melden en zich in de toekomst niet meer schuldig zal maken aan dergelijke praktijken, legt in dit geval weinig gewicht in de schaal. Zoals hiervoor al is genoemd, is het niet de eerste keer dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan dergelijke praktijken. De kans op recidive acht de voorzieningenrechter dan ook aanwezig. De overige door hem genoemde omstandigheden, zoals het mogelijke verlies van zijn baan, de kleine gemeenschap waar hij woont waardoor de impact van de uitzending groot zal zijn en de gevolgen die dit zal hebben voor zijn kinderen en ex-vrouw wegen, leggen, gelet op zijn erkenning, evenmin voldoende gewicht in de schaal.
3.9.
[eiser] heeft verder nog gesteld dat Avrotros hem onvoldoende gelegenheid heeft gegeven tot wederhoor. Volgens [eiser] heeft hij aan Avrotros meerdere keren aangeboden om zijn kant van het verhaal te vertellen, maar is Avrotros daar niet op ingegaan. Hoewel in het algemeen geldt dat het bieden van wederhoor door Avrotros onderdeel is van haar in acht te nemen zorgvuldigheid, bestaat er geen absoluut recht op wederhoor. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Avrotros zich in dit concrete geval, waar [eiser] de hem verweten handelswijze heeft erkend, zich niet onrechtmatig heeft gedragen tegenover [eiser] door hem geen gelegenheid te bieden tot wederhoor.
3.10.
Het door [eiser] gedane beroep op de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) zal mede gelet op het voorgaande eveneens worden verworpen. Het herkenbaar in beeld brengen van [eiser] in het programma Opgelicht ?! is een verwerking voor journalistieke doeleinden. Deze verwerking is, mede gelet op artikel 85 AVG, artikel 43 Uitvoeringswet AVG en artikel 7 Grondwet een rechtmatige verwerking op grond van het bepaalde in art. 6 lid 1 onder f van de AVG.
3.11.
De voorzieningenrechter concludeert na afweging van de wederzijdse belangen dat het niet aannemelijk is dat een bodemrechter – later oordelende – zal beslissen dat de uitzending onrechtmatig tegenover [eiser] is. De vorderingen van [eiser] komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
Proceskosten
3.12.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Avrotros. De kosten worden aan de kant van Avrotros tot op dit moment begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat 980,00
Totaal € 1.636,00
3.13.
De door Avrotros gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment al kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Avrotros tot op heden begroot op € 1.636,00,
4.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2020. [1]

Voetnoten

1.type: CR (4529)