In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die agrarische percelen pachten nabij een Natura 2000-gebied, en het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het op 5 februari 2019 vastgestelde beheerplan voor het Natura 2000-gebied, omdat zij van mening zijn dat het beheerplan gebreken vertoont die de waterhuishouding in het gebied negatief kunnen beïnvloeden. De rechtbank heeft het onderzoek in de zaak op 13 juli 2020 gesloten en heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder het beroep op een zitting te behandelen.
De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep, omdat het beroep van eisers niet gericht is tegen onderdelen van het beheerplan waartegen beroep kan worden ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers zich niet richten tegen de beschrijving van projecten of handelingen die vergunningvrij zijn, zoals opgenomen in het beheerplan. Hierdoor kon de rechtbank niet oordelen over de inhoudelijke bezwaren van eisers tegen het beheerplan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar uitgesproken.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat eisers niet in hun beroep worden ontvangen, en zij hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.