ECLI:NL:RBMNE:2020:4232

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 19/1225
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in beroep tegen beheerplan Natura 2000-gebied

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die agrarische percelen pachten nabij een Natura 2000-gebied, en het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het op 5 februari 2019 vastgestelde beheerplan voor het Natura 2000-gebied, omdat zij van mening zijn dat het beheerplan gebreken vertoont die de waterhuishouding in het gebied negatief kunnen beïnvloeden. De rechtbank heeft het onderzoek in de zaak op 13 juli 2020 gesloten en heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder het beroep op een zitting te behandelen.

De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep, omdat het beroep van eisers niet gericht is tegen onderdelen van het beheerplan waartegen beroep kan worden ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers zich niet richten tegen de beschrijving van projecten of handelingen die vergunningvrij zijn, zoals opgenomen in het beheerplan. Hierdoor kon de rechtbank niet oordelen over de inhoudelijke bezwaren van eisers tegen het beheerplan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar uitgesproken.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat eisers niet in hun beroep worden ontvangen, en zij hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1225

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. K.M. Betten MA)

Inleiding

1. Bij besluit van 5 februari 2019 (
het bestreden besluit) heeft verweerder het beheerplan ‘ [naam] ’ vastgesteld. Dit gebied is in 2015 aangewezen als Natura 2000‑gebied. Eisers pachten enkele agrarische percelen op en in de directe nabijheid van het landgoed [naam] .
2. Omdat eisers het niet eens zijn met het beheerplan hebben zij daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek in de zaak op 13 juli 2020 gesloten.

Overwegingen

3. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak, zonder het beroep op een zitting te behandelen.
4. Voorafgaand aan de vraag of het bestreden besluit kan worden gehandhaafd en of het beroep ontvankelijk is, moet de rechtbank eerst beoordelen of zij bevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank acht zichzelf in deze zaak kennelijk onbevoegd. Waarom dat zo is, legt de rechtbank hierna uit.
5. Artikel 2.3, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) bepaalt dat verweerder een beheerplan kan vaststellen voor Natura 2000-gebieden in zijn provincie. Artikel 8.1, tweede lid, van de Wnb beperkt de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen zo’n beheerplan; alleen tegen bepaalde onderdelen kan beroep worden ingesteld.
6. Er kan onder meer beroep worden ingesteld tegen de beschrijving in het beheerplan van projecten of andere handelingen waarvan artikel 2.9 van de Wnb bepaalt dat deze niet onder de vergunningplicht van artikel 2.7 van de Wnb, vallen; ofwel projecten of andere handelingen die in het beheerplan vergunningvrij worden gemaakt.
7. Eisers hebben, kort gezegd, aangevoerd dat het beheerplan een zeer gebrekkig kader biedt voor de waterhuishouding in het gebied, omdat het diverse onjuist- en onvolledigheden bevat. Eisers vrezen dat deze onjuist- en onvolledigheden zullen doorwerken in toekomstige projecten, vergunningen en andere besluiten voor het gebied. De rechtbank stelt vast dat eisers zich hiermee niet richten tegen de beschrijving van projecten of andere handelingen die activiteiten in het gebied [naam] vergunningvrij maken, zoals opgenomen in hoofdstuk 5 en § 6.2 van het beheerplan. Tegen de onderdelen van het beheerplan waar het beroep van eisers wel tegen is gericht, kan geen beroep worden ingesteld.
8. De rechtbank is daarom onbevoegd om kennis te nemen van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2020.
(de griffier is niet in staat om (de rechter is niet in staat om
de uitspraak te ondertekenen) de uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.