ECLI:NL:RBMNE:2020:4219

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
16/652531-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens mishandeling en bedreiging van zijn vriendin met gevangenisstraf

Op 6 oktober 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, een vonnis gewezen in de strafzaak tegen een 25-jarige man uit Hilversum. De man werd veroordeeld voor mishandeling en bedreiging van zijn vriendin, gepleegd op 24 juni 2018 te Eemnes. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier weken op, met aftrek van de tijd die de man in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank constateerde een termijnoverschrijding van drie maanden, maar besloot deze enkel te constateren zonder strafvermindering. Bij de strafmaat werd rekening gehouden met de verslaving van de man aan cocaïne, zijn agressie- en emotieregulatieproblematiek, en zijn justitiële verleden met geweldsdelicten. De rechtbank volgde de eis van de officier van justitie en legde dezelfde straf op. De man werd vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank achtte de mishandeling en bedreiging wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, die plaatsvonden in een huiselijke context, en de impact daarvan op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/652531-18 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 6 oktober 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. van der Zee en van hetgeen verdachte en diens raadsman mr. J.M.J.H. Coumans, advocaat te Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:
op 24 juni 2018 te Eemnes [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
feit 1 subsidiair:
op 24 juni 2018 te Eemnes heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 1 meer subsidiair:
op 24 juni 2018 te Eemnes [slachtoffer] heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel ten gevolg;
feit 2:
op 24 juni 2018 te Eemnes [slachtoffer] heeft bedreigd.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde. Zij acht het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het zwaar lichamelijk letsel bij het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde. Voorts heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde voor zover dat ziet op het onderdeel dat de mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolg heeft gehad. Aangevoerd is dat de gebroken oogkas die in de tenlastelegging staat genoemd, niet door medische stukken wordt ondersteund. Tot slot heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde. Verdachte ontkent dat de bedreiging heeft plaatsgevonden. De getuigenverklaring in het dossier biedt volgens de verdediging geen steun voor een bewezenverklaring omdat deze zeer afwijkt van de aangifte.

Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak feit 1 primair en feit 1 subsidiair

De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 1 meer subsidiair en feit 2 [1]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat [verdachte] op 24 juni 2018 in Eemnes zijn rechtervuist balde en dat zij vervolgens een harde klap op haar rechteroog voelde. De pijn voelde als een dreun en ze voelde iets knappen. [slachtoffer] pakte haar gezicht vast met haar handen. Vervolgens zag ze dat haar handen onder het bloed zaten. [verdachte] zei: “ Als je de politie belt en ik kom vrij maak ik je hele familie af, inclusief jou!”. Ze zag dat [verdachte] toen een handgebaar maakte door met zijn rechterhand horizontaal voor zijn keel langs te bewegen. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij hoorde dat [verdachte] tegen [slachtoffer] riep: “Ik maak je familie kapot als ik vrij kom”. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn gebalde rechtervuist tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Hij raakte haar ter hoogte van haar oog. Ze bloedde hevig bij haar oog. [4]

Bewijsoverweging feit 1 meer subsidiair en feit 2

De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

Bewijsoverweging feit 2

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd door te zeggen "als je de politie belt en ik kom vrij dan maak ik je hele familie af, inclusief jou" en dat hij daarbij in de richting van [slachtoffer] een snijdende beweging met zijn hand langs zijn keel heeft gemaakt. De rechtbank gaat uit van de verklaring van [slachtoffer] . Daarbij weegt de rechtbank onder meer mee dat haar verklaring in belangrijke mate steun vindt in de verklaring van [getuige] .

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 meer subsidiair:
op 24 juni 2018 te Eemnes [slachtoffer] heeft mishandeld door haar eenmaal te slaan in het gezicht, terwijl het feit lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
feit 2:
op 24 juni 2018 te Eemnes [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "als je de politie belt en ik kom vrij dan maak ik je hele familie af, inclusief jou", en maakte hij, verdachte, (daarbij) in de richting van die [slachtoffer] , een snijdende beweging met zijn hand langs zijn keel.
Hetgeen 1 meer subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 meer subsidiair:
mishandeling;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier weken.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht bij de oplegging van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huiselijk geweld. Hij heeft zijn vriendin, onder invloed van alcohol en cocaïne, in de woning mishandeld en haar bedreigd. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van zijn vriendin. Hij is alle grenzen te buiten gegaan. Dat beseft verdachte ook, zo is de rechtbank gebleken.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 19 augustus 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte - zij het langer geleden - vaker is veroordeeld voor strafbare feiten als geweldsdelicten en bedreigingen. Ook blijkt dat verdachte nog in een proeftijd liep van een (oude) zaak. Dit alles werkt strafverhogend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 28 augustus 2020 van Inforsa dat is uitgebracht ten behoeve van de onderhavige zaak alsmede ten behoeve van een andere zaak van verdachte (16/161372-20). De reclassering ziet aanwijzingen voor middelenmisbruik en agressie-/emotieregulatieproblematiek. De reclassering schrijft dat het cocaïnegebruik agressief gedrag van verdachte lijkt te luxeren, waardoor dit aangemerkt wordt als risicofactor. De reclassering meent dat zonder adequate forensische behandeling, het recidiverisico hoog zal blijven. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een ambulante behandeling door De Waag Amersfoort of een soortgelijke zorgverlener;
  • een ambulante behandeling door Jellinek FACT te Hilversum (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • een drugsverbod;
  • een verbod om contact te hebben of te zoeken met het slachtoffer;
  • een verbod om zich gedurende zes maanden tussen 19.00 en 05.00 uur niet op [straat] in [woonplaats] te bevinden.
De reclassering adviseert de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De straf
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat tegenover de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
De redelijke termijn is met ruim drie maanden overschreden. Verdachte is namelijk op 24 juni 2018 gehoord, zodat uiterlijk in juni 2020 vonnis had moeten worden gewezen, terwijl dit nu pas begin oktober 2020 gebeurt. Voor deze overschrijding bestaat geen duidelijk aanwijsbare reden. De rechtbank zal, in lijn met actuele rechtspraak over termijnoverschrijding, volstaan met de constatering ervan.
Gelet op de ernst van de feiten alsmede het justitiële verleden van verdachte, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om in de onderhavige zaak een deel voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank weegt bij haar beslissing mee dat op 6 oktober 2020 tevens vonnis wordt gewezen in de zaak met parketnummer 16/161372-20 en dat in die zaak een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden wordt opgelegd.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 weken;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, mrs. M.J.A.L. Beljaars en S.J.A. Rosendahl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Campmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2020.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 24 juni 2018 te Eemnes, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken oogkas), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk een of meermalen met kracht in/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 24 juni 2018 te Eemnes, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meermalen met kracht te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht, althans het lichaam zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
1. meer subsidiair:
hij op of omstreeks 24 juni 2018 te Eemnes, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door haar een of meermalen met kracht te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht, althans het lichaam terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas ten gevolge heeft gehad;
2:
hij op of omstreeks 24 juni 2018 te Eemnes, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "als je de politie belt en ik kom vrij dan maak ik je hele familie af, inclusief jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of maakte hij, verdachte, (daarbij) in de richting van die [slachtoffer] , een snijdende beweging met zijn hand langs zijn keel.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 juni 2018, genummerd PL0900-2018180168, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 5 tot en met 46. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.pagina 16 en 17.
3.pagina 40.
4.pagina 45.