8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten. In 2018 heeft zijn (destijds 15-jarige) zusje mishandeld. In 2019 heeft hij geprobeerd zijn vader te dwingen geld af te geven door geweld te gebruiken en te dreigen met een mes. Toen hij dit niet kreeg, heeft verdachte in zijn razernij verschillende spullen van zijn vader vernield. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van zijn vader en zusje en er tevens blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 7 september 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte op 25 januari 2016 is veroordeeld voor diefstal gevolgd van geweld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een rapport van Reclassering Nederland van
4 mei 2020. De reclassering schrijft dat verdachte sinds de aangifte van zijn vader niet meer thuis verblijft en thans in de beschermde wooninstelling Zorgtrium woont. De relatie met het gezin is weer redelijk hersteld. De reclassering vermoedt dat de risico’s op nieuwe escalaties als gevolg van deze ontwikkelingen zijn gedaald en schat het risico op recidive thans in als gemiddeld. Voor het verder doorzetten van deze daling acht de reclassering hulpverlening noodzakelijk. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. Daaraan wordt het volgende ten grondslag gelegd. In de laatste diagnostiek over het cognitieve functioneren van verdachte uit 2015 wordt een beeld geschetst van zwakbegaafd functioneren. Het NIFP heeft op basis van een trajectconsult zijn cognitieve functioneren in 2020 ingeschat op benedengemiddeld. Verdachte maakt nog actief deel uit van een gezin en is nog afhankelijk van ouders/verzorgers om adequaat te kunnen functioneren. Gezinsgerichte hulpverlening wordt als noodzakelijk gezien alsmede voortzetting van scholing om een startkwalificatie te bemachtigen. Kijkend naar de begeleidingsvorm acht de reclassering een toezicht bij de jeugdreclassering, specifiek de William Schrikker Groep, aangewezen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
- begeleiding door de jeugdreclassering (waarvan zes maanden ITB Harde Kern);
- ambulante behandeling door het forensisch Fact-team van Kairos of een soortgelijke zorgverlener;
- begeleid wonen in Zorgtrium of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang
- het meewerken aan een (dagbestedings)traject van AM-Support.
De reclassering adviseert de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 september 2020. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte blijft deelnemen aan de agressieregulatietraining “ik ben ik doe”;
- wordt verplicht zich onder behandeling van het Jeugd Fact of soortgelijke instelling te stellen;
- verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang (Zorgtrium of elders).
De Raad voor de Kinderbescherming verzoekt opdracht gegeven aan de William Schrikker Groep Jeugdbescherming en Jeugdreclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van een e-mail van 17 september 2020 van
de deskundige A.J.M. Caniels, werkzaam bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en van hetgeen zij ter terechtzitting naar voren heeft gebracht. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering begeleidt verdachte nadat de voorlopige hechtenis met ingang van 6 maart 2020 is geschorst. De deskundige geeft aan dat het goed gaat met verdachte. Hij is aan het begin van het schooljaar gestart met de MBO-opleiding Zorg en Welzijn niveau 1. Hij houdt zich goed aan de afspraken met de jeugdreclassering. Zorgtrium, waar hij verblijft nadat hij bij Stichting Moria niet langer welkom was vanwege het schenden van de huisregels, is tevreden over verdachte. Inmiddels is er een plek voor verdachte gevonden bij Multi Plus Zorg. Verdachte kan daar in een studio wonen en ambulant worden behandeld. Naar het zich laat aanzien kan hij hier medio oktober 2020 terecht en is dit een passende plek. Hoewel een diagnose ontbreekt, lijkt verdacht te passen in de doelgroep van Multi Plus Zorg en is deze plek dichter in de buurt van zijn ouders. De emotieregulatie van verdachte blijft een belangrijk aandachtspunt. Het is van belang dat op de nieuwe woonplek, de agressieregulatietraining voort gezet kan worden. De deskundige adviseert daarom om de agressieregulatietraining “ik ben ik doe” waaraan verdachte op dit moment deelneemt, om te zetten in een andersoortige agressieregulatietraining wanneer verdachte wordt overgeplaatst naar Multi Plus Zorg.
Toepasselijk recht
Verdachte was tijdens het plegen van de feiten op 15 januari 2020 net 18 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat voor die feiten het volwassenenstrafrecht aan de orde is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoon van de verdachte zelf of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, daar aanleiding voor geven.
Gelet op het onderbouwde advies van de reclassering omtrent het toe te passen recht, hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van verdachte en tot slot de omstandigheid dat het huidige toezicht door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering goed verloopt, ziet de rechtbank aanleiding om verdachte ook voor de feiten van 15 januari 2020 nog te berechten met toepassing van het jeugdstrafrecht.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in jeugdzaken geven – bij een first offender – de volgende uitgangspunten:
- voor een (poging) afpersing: een taakstraf van 60 uren dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie;
- voor een vernieling met geringe schade: een taakstraf van 20 uren of eventueel een geldboete van € 150,00;
- voor een mishandeling met meerdere klappen: een taakstraf van 40 uren of eventueel een geldboete van € 200,00.
Gelet op de ernst van de feiten, die plaatsvonden in de huiselijke sfeer jegens familieleden, alsmede de eerdere veroordeling van verdachte in 2016, acht de rechtbank jeugddetentie op zijn plaats. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 90 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. Hiervan zal een gedeelte van 39 dagen voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Dit betekent dat verdachte niet opnieuw vast kom te zitten. Het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en om verdachte de behandeling en begeleiding te bieden die hij nodig heeft. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden als in het dictum vermeld. Naast de voorwaarden die zijn geadviseerd zal de rechtbank ook bepalen dat verdachte onderwijs dient te volgen dan wel een andere vorm van passende dagbesteding heeft.
De rechtbank zal bepalen dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat verdachte eerder is veroordeeld voor een delict waarbij geweld aan de orde was, de onderhavige feiten plaatsvonden in huiselijk kring, de familie van verdachte heeft verklaard dat hij zich daar vaker heeft misdragen en verdachte nog steeds bij zijn familie thuiskomt.
Bij het opleggen van de straf is er, op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening mee gehouden dat aan verdachte op 22 januari 2020 en 4 februari 2020 strafbeschikkingen zijn uitgereikt voor het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.