ECLI:NL:RBMNE:2020:4218

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
16/014152-20 en 16/233363-19 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige man wegens poging tot afpersing en mishandeling binnen de gezinssfeer

Op 6 oktober 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, een 18-jarige man uit Huizen veroordeeld voor poging tot afpersing van zijn vader en mishandeling van zijn zusje. De man heeft op 15 januari 2020 geprobeerd zijn vader onder bedreiging van een mes geld af te persen en heeft daarbij goederen in de woning vernield. Daarnaast heeft hij zijn 15-jarige zusje mishandeld in september 2019. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. De man is veroordeeld tot 90 dagen jeugddetentie, waarvan 39 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering, deelname aan een agressieregulatietraining en een behandelverplichting bij een forensische instelling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de positieve gedragsverandering van de verdachte in de beschermde wooninstelling waar hij verblijft. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gematigd, omdat zij van oordeel is dat de opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie volstaat als stok achter de deur.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/014152-20 en 16/233363-19 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] (Irak),
thans verblijvende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 januari 2020 en 5 maart 2020 door de kinderrechter in de zaak met parketnummer 16/233363-19 en het onderzoek op de terechtzitting van 22 september 2020 door de meervoudige kamer in de zaken met de parketnummers 16/014152-20 en
16/233363-19.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.A. Nieli en van hetgeen verdachte en diens raadsvrouw mr. H. Ben Touhami, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht. Ten slotte heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de deskundige A.J.M. Caniels, werkzaam bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/014152-20:
feit 1 primair:
op 15 januari 2020 te Huizen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] af te persen;
feit 1 subsidiair:
op 15 januari 2020 te Huizen [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 2:
op 15 januari 2020 te Huizen goederen van [slachtoffer 1] heeft vernield;
parketnummer 16/233363-19:
op 28 september 2019 te Huizen [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/014152-20 en 16/233363-19 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 primair, 1 subsidiair, 2 en 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat hetgeen is opgenomen onder het vierde en vijfde gedachtestreepje in de tenlastelegging, niet bewezen kan worden.
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte die feitelijke handelingen heeft verricht, maar kan niet worden aangenomen dat die hebben plaatsgevonden in het kader van de poging van verdachte om (zijn vader) [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van geld. Dit betekent dat verdachte van deze onderdelen zal worden vrijgesproken.
Partiële vrijspraak feit 2
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte een wasmachine en een droogrek heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt. Uit het dossier volgt dat verdachte de betreffende goederen heeft omgegooid, maar niet dat zij als gevolg daarvan in een andere toestand zijn geraakt. Verdachte zal daarom van deze onderdelen worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2 [1]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zijn zoon [verdachte] op 15 januari 2020 in Huizen geld eiste. [slachtoffer 1] hoorde [verdachte] zeggen: "ik wil geld! ik wil 50 euro!". [slachtoffer 1] zei dat hij geen geld kreeg. Daarna hoorde [slachtoffer 1] allemaal kabaal boven. [verdachte] was de kast op zijn slaapkamer aan het vernielen. Hij begon de planken van zijn kast naar beneden te gooien. In de woonkamer pakte [verdachte] met zijn rechterhand [slachtoffer 1] bij zijn keel. [slachtoffer 1] voelde hoe [verdachte] zijn hand samenkneep om zijn keel. Dit deed pijn. [slachtoffer 1] is weggegaan. Toen [slachtoffer 1] thuis kwam zag hij dat een deel van een lade van de kast uit de slaapkamer van [verdachte] in de woonkamer op de grond lag. Ook lag een klok uit diens slaapkamer stuk op het kleed in de woonkamer. Er lag glas op de grond van de klok. Toen [verdachte] later terug kwam hoorde [slachtoffer 1] hem weer boos zeggen: "ik wil geld!". [slachtoffer 1] zag dat [verdachte] de portemonnee van [slachtoffer 1] pakte en doorzocht. Hierbij heeft [verdachte] het identiteitsbewijs van [slachtoffer 1] vernield. Weer hoorde [slachtoffer 1] [verdachte] roepen: "ik wil geld!!" [slachtoffer 1] weigerde dit weer. Hierop pakte [verdachte] een mes en hield dit voor zich in de richting van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] hoorde [verdachte] zeggen: "Geef me geld!." [2]
Verbalisante [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat zij [slachtoffer 2] , het zusje van verdachte, heeft gevraagd wat zij had gezien en/of gehoord. [verbalisant 1] hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat zij samen met [verdachte] en haar vader in de woonkamer was en dat zij [verdachte] hoorde schreeuwen naar haar vader. [slachtoffer 1] hoorde dat hij geld wilde hebben van haar vader. Ze zag dat [verdachte] een plank uit zijn kast naar beneden gooide. Ze zag dat [verdachte] weer om geld vroeg op een schreeuwende toon. Toen ze thuis kwamen zag [slachtoffer 1] overal spullen op de grond liggen die daar anders niet liggen. Ze zag glas op de grond liggen dat afkomstig was van de klok van [verdachte] . [slachtoffer 1] zag dat [verdachte] weer naar haar vader ging en hem weer om geld vroeg. Dit ging niet op een vriendelijke manier. Ze zag dat [verdachte] een mes pakte en voor haar vader kwam staan met het mes, al wijzend in de richting naar haar vader. [slachtoffer 1] zag dat het mes dicht bij haar vader was. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn vader gevraagd heeft om zijn zakgeld. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij spullen naar beneden heeft gegooid. Hij kan zich herinneren dat hij de klok van boven naar beneden heeft gegooid. [5]
Bewijsoverweging feit 1 primair en feit 2
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen feit 3 [6]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 28 september 2019 in Huizen voelde dat haar broer [verdachte] haar van achteren aan haar haren greep. Ze voelde direct pijn aan haar hoofdhuid. Ze voelde dat [verdachte] haar haar strak vast had met een hand. Ook voelde ze dat hij met zijn andere hand, met gebalde vuist, meerdere malen haar gezicht raakte en in haar buik stompte. [slachtoffer 1] voelde direct pijn in haar gezicht. Ze voelde pijn aan haar nagel van haar linker ringvinger. Ze zag dat haar nagel dubbelgeklapt was. [7]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben gerelateerd dat zij op 28 september 2018 zagen dat het bij Nura rondom haar neus rood was en dat haar neus wat opgezwollen was. [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij de handen van zijn zusje [slachtoffer 2] heeft vastgehouden. Hij heeft haar stevig vastgehouden. Haar nagel was gebroken. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn zusje heeft geslagen. [11]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:
op 15 januari 2020 te Huizen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van geld dat aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door
- te schreeuwen "ik wil geld!" en
- die [slachtoffer 1] bij de keel vast te pakken en in de keel te knijpen en
- een mes in de richting van die [slachtoffer 1] te houden;
feit 2:
op 15 januari 2020 te Huizen opzettelijk en wederrechtelijk een wandklok, kast en identiteitsbewijs, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft vernield;
feit 3:
op 28 september 2019 te Huizen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze
- bij de haren te grijpen,
- meerdere malen in het gezicht en de buik te stompen
.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
poging tot afpersing;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 3:
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van zeven maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte gelijk aan het voorarrest van 51 dagen onvoorwaardelijk en het restant voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Zij heeft gevorderd daarbij de bijzondere voorwaarden op te leggen die door de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd, met dien verstande dat dient te worden bepaald dat het
(dagbestedings)traject van AM-Support waaraan verdachte dient mee te werken, wordt omgezet in een ander traject wanneer verdachte wordt overgeplaatst naar Multi Plus Zorg. De officier van justitie heeft tot slot gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die niet langer duurt dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Verder is verzocht daarnaast een voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten. In 2018 heeft zijn (destijds 15-jarige) zusje mishandeld. In 2019 heeft hij geprobeerd zijn vader te dwingen geld af te geven door geweld te gebruiken en te dreigen met een mes. Toen hij dit niet kreeg, heeft verdachte in zijn razernij verschillende spullen van zijn vader vernield. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van zijn vader en zusje en er tevens blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 7 september 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte op 25 januari 2016 is veroordeeld voor diefstal gevolgd van geweld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een rapport van Reclassering Nederland van
4 mei 2020. De reclassering schrijft dat verdachte sinds de aangifte van zijn vader niet meer thuis verblijft en thans in de beschermde wooninstelling Zorgtrium woont. De relatie met het gezin is weer redelijk hersteld. De reclassering vermoedt dat de risico’s op nieuwe escalaties als gevolg van deze ontwikkelingen zijn gedaald en schat het risico op recidive thans in als gemiddeld. Voor het verder doorzetten van deze daling acht de reclassering hulpverlening noodzakelijk. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. Daaraan wordt het volgende ten grondslag gelegd. In de laatste diagnostiek over het cognitieve functioneren van verdachte uit 2015 wordt een beeld geschetst van zwakbegaafd functioneren. Het NIFP heeft op basis van een trajectconsult zijn cognitieve functioneren in 2020 ingeschat op benedengemiddeld. Verdachte maakt nog actief deel uit van een gezin en is nog afhankelijk van ouders/verzorgers om adequaat te kunnen functioneren. Gezinsgerichte hulpverlening wordt als noodzakelijk gezien alsmede voortzetting van scholing om een startkwalificatie te bemachtigen. Kijkend naar de begeleidingsvorm acht de reclassering een toezicht bij de jeugdreclassering, specifiek de William Schrikker Groep, aangewezen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • begeleiding door de jeugdreclassering (waarvan zes maanden ITB Harde Kern);
  • ambulante behandeling door het forensisch Fact-team van Kairos of een soortgelijke zorgverlener;
  • begeleid wonen in Zorgtrium of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang
  • het meewerken aan een (dagbestedings)traject van AM-Support.
De reclassering adviseert de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 september 2020. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
  • dat verdachte blijft deelnemen aan de agressieregulatietraining “ik ben ik doe”;
  • wordt verplicht zich onder behandeling van het Jeugd Fact of soortgelijke instelling te stellen;
  • verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang (Zorgtrium of elders).
De Raad voor de Kinderbescherming verzoekt opdracht gegeven aan de William Schrikker Groep Jeugdbescherming en Jeugdreclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van een e-mail van 17 september 2020 van
de deskundige A.J.M. Caniels, werkzaam bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en van hetgeen zij ter terechtzitting naar voren heeft gebracht. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering begeleidt verdachte nadat de voorlopige hechtenis met ingang van 6 maart 2020 is geschorst. De deskundige geeft aan dat het goed gaat met verdachte. Hij is aan het begin van het schooljaar gestart met de MBO-opleiding Zorg en Welzijn niveau 1. Hij houdt zich goed aan de afspraken met de jeugdreclassering. Zorgtrium, waar hij verblijft nadat hij bij Stichting Moria niet langer welkom was vanwege het schenden van de huisregels, is tevreden over verdachte. Inmiddels is er een plek voor verdachte gevonden bij Multi Plus Zorg. Verdachte kan daar in een studio wonen en ambulant worden behandeld. Naar het zich laat aanzien kan hij hier medio oktober 2020 terecht en is dit een passende plek. Hoewel een diagnose ontbreekt, lijkt verdacht te passen in de doelgroep van Multi Plus Zorg en is deze plek dichter in de buurt van zijn ouders. De emotieregulatie van verdachte blijft een belangrijk aandachtspunt. Het is van belang dat op de nieuwe woonplek, de agressieregulatietraining voort gezet kan worden. De deskundige adviseert daarom om de agressieregulatietraining “ik ben ik doe” waaraan verdachte op dit moment deelneemt, om te zetten in een andersoortige agressieregulatietraining wanneer verdachte wordt overgeplaatst naar Multi Plus Zorg.
Toepasselijk recht
Verdachte was tijdens het plegen van de feiten op 15 januari 2020 net 18 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat voor die feiten het volwassenenstrafrecht aan de orde is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoon van de verdachte zelf of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, daar aanleiding voor geven.
Gelet op het onderbouwde advies van de reclassering omtrent het toe te passen recht, hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van verdachte en tot slot de omstandigheid dat het huidige toezicht door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering goed verloopt, ziet de rechtbank aanleiding om verdachte ook voor de feiten van 15 januari 2020 nog te berechten met toepassing van het jeugdstrafrecht.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in jeugdzaken geven – bij een first offender – de volgende uitgangspunten:
  • voor een (poging) afpersing: een taakstraf van 60 uren dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie;
  • voor een vernieling met geringe schade: een taakstraf van 20 uren of eventueel een geldboete van € 150,00;
  • voor een mishandeling met meerdere klappen: een taakstraf van 40 uren of eventueel een geldboete van € 200,00.
Gelet op de ernst van de feiten, die plaatsvonden in de huiselijke sfeer jegens familieleden, alsmede de eerdere veroordeling van verdachte in 2016, acht de rechtbank jeugddetentie op zijn plaats. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 90 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. Hiervan zal een gedeelte van 39 dagen voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Dit betekent dat verdachte niet opnieuw vast kom te zitten. Het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en om verdachte de behandeling en begeleiding te bieden die hij nodig heeft. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden als in het dictum vermeld. Naast de voorwaarden die zijn geadviseerd zal de rechtbank ook bepalen dat verdachte onderwijs dient te volgen dan wel een andere vorm van passende dagbesteding heeft.
De rechtbank zal bepalen dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat verdachte eerder is veroordeeld voor een delict waarbij geweld aan de orde was, de onderhavige feiten plaatsvonden in huiselijk kring, de familie van verdachte heeft verklaard dat hij zich daar vaker heeft misdragen en verdachte nog steeds bij zijn familie thuiskomt.
Bij het opleggen van de straf is er, op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening mee gehouden dat aan verdachte op 22 januari 2020 en 4 februari 2020 strafbeschikkingen zijn uitgereikt voor het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 63, 77a, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
90 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 39 dagen,
niet ten uitvoerzal worden gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee (2) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich binnen één werkdag na het onherroepelijk worden van het vonnis in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding meldt bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam op het volgende nummer 0646057115, waarvan de eerste zes maanden zullen bestaan uit de maatregel van ITB Harde Kern, en zich daarna zo vaak en zo lang blijft melden als de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door het forensisch Fact-team van Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Zorgtrium en mee zal werken aan de plaatsing bij Multi Plus Zorg of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en vervolgens daar zal verblijven, waarbij verdachte zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zal deelnemen aan de agressieregulatietraining “ik ben ik doe”, dan wel een soortgelijke agressieregulatietraining, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • onderwijs volgt dan wel een andere vorm van passende dagbesteding heeft;
- waarbij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en S.J.A. Rosendahl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Campmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2020.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
parketnummer 16/014152-20:
1. primair:
hij op of omstreeks 15 januari 2020 te Huizen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door
- te roepen/schreeuwen "ik wil geld!" en/of
- die [slachtoffer 1] bij de keel/hals vast te pakken en/of in de keel/hals te knijpen en/of
- een mes in de richting van die [slachtoffer 1] te houden en/of
- voor die [slachtoffer 1] te gaan staan en een mes naast zijn hoofd omhoog te houden en/of
- daarbij te zeggen tegen die [slachtoffer 1] : "Als je het huisnummer zegt doe ik het!"
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 15 januari 2020 te Huizen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [slachtoffer 1] bij de keel/hals vast te pakken en/of in de keel/hals te knijpen
en/of
- een mes in de richting van die [slachtoffer 1] te houden en/of
- voor die [slachtoffer 1] te gaan staan en een mes naast zijn hoofd omhoog te houden en/of
- daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Als je het huisnummer zegt doe ik het!";
2
hij op of omstreeks 15 januari 2020 te Huizen opzettelijk en wederrechtelijk een wandklok en/of kast en/of wasmachine en/of droogrek en/of identiteitsbewijs, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] , toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
parketnummer 16/233363-19:
hij op of omstreeks 28 september 2019 te Huizen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze
- bij de haren te grijpen/vast te pakken en/of aan de haren te trekken,
- meerdere malen, althans eenmaal, op/in het gezicht en/of de buik, althans op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of
- bij de polsen vast te pakken/houden en/of te duwen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij een schriftelijk stuk, genummerd PL0900-2020016495, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 3 tot en met 54. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.pagina 4 en 5.
3.pagina 47.
4.proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris op 17 januari 2020.
5.de verklaring van verdachte ter terechtzitting op 22 september 2020.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 september 2019, genummerd PL0900-2019290916, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 3 tot en met 34. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.pagina 3 en 4.
8.pagina 11.
9.pagina 14.
10.pagina 24.
11.de verklaring van verdachte ter terechtzitting op 22 september 2020.