ECLI:NL:RBMNE:2020:4200

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
UTR - 19 _ 4950
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op WOB-verzoek inzake Convenant Veilig Uitgaan

In deze zaak heeft eiser op 20 september 2019 een WOB-verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. Eiser verzocht om documenten met betrekking tot het Convenant Veilig Uitgaan. Na het indienen van het verzoek heeft verweerder niet tijdig beslist, wat heeft geleid tot een beroep van eiser op 21 november 2019. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten op 10 juli 2020. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet volledig heeft voldaan aan het verzoek van eiser, met name met betrekking tot de datum van de definitieve eindevaluatie van het Convenant Veilig Uitgaan 2015-2018. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiser en verklaart het beroep gegrond. Verweerder wordt opgedragen om binnen zes weken alsnog op het bezwaar te beslissen en het griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg op 17 juli 2020, in aanwezigheid van griffier mr. R.G. Kamphof. De uitspraak zal later openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4950

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. H. Maaijen).

Procesverloop

Eiser heeft op 20 september 2019 bij verweerder gevraagd om een aantal documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Op 21 november 2019 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn Wob-verzoek.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft, met toestemming van partijen, bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 10 juli 2020.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 20 september 2019 bij verweerder een verzoek gedaan om informatie op grond van de Wob. Hij heeft gevraagd om:
  • de definitieve eindevaluatie die betrekking heeft op het Convenant Veilig Uitgaan 2015-2018;
  • het Convenant Veilig Uitgaan 2019-2022; en
  • de lijst met ondernemers die zich actief achter het Convenant Veilig uitgaan 2019-2022 hebben gesteld.
Eiser heeft ook verzocht om de datum te vermelden waarop het document is afgerond/definitief gemaakt als dat niet uit de stukken blijkt.
2. Op 19 oktober 2019 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld omdat nog niet op zijn verzoek was beslist. Verweerder heeft in de brief van 23 oktober 2019 de ontvangst van eisers brief bevestigd en in deze brief heeft verweerder geschreven dat eisers verzoek niet als een Wob-verzoek wordt beschouwd, maar als een informatieverzoek omdat de gevraagde informatie al openbaar is.
3. Met een e-mail van 26 november 2019 heeft verweerder de definitieve eindevaluatie die betrekking heeft op het Convenant Veilig Uitgaan 2015-2018 en het Convenant Veilig Uitgaan 2019-2022 aan eiser gezonden. In de e-mail is verder toegelicht dat het Convenant niet met individuele ondernemers is gesloten maar met de brancheorganisatie.
4. Verweerder heeft in zijn e-mail van 30 april 2020 aan de rechtbank laten weten dat eiser ten tijde van het instellen van het beroep terecht heeft gesteld dat verweerder niet tijdig op zijn verzoek op grond van de Wob heeft beslist. Verweerder dacht dat een van de door eiser gevraagde documenten reeds openbaar was gemaakt, maar dat bleek niet het geval. Inmiddels is deze informatie wel openbaar gemaakt en heeft eiser alle informatie ontvangen.
5. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder nog steeds geen informatie heeft verstrekt over de datum waarop de definitieve eindevaluatie van het Convenant Veilig Uitgaan 2015-2018 is afgerond. Daarmee is zijn procesbelang gegeven.

Beroep niet tijdig beslissen

6. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7. Eiser heeft een verzoek ingediend op grond van de Wob en bij brief van 19 oktober 2019 een ingebrekestelling. De brief van verweerder van 23 oktober 2019 beschouwt de rechtbank als een afwijzing van dat verzoek. Die afwijzing berust op de grond dat de gevraagde informatie al openbaar is. Die brief is een voor bezwaar vatbaar besluit, ondanks dat verweerder er geen rechtsmiddelclausule onder heeft gezet.
8. De brief van eiser van 28 oktober 2019, waarin hij alsnog verzoekt om een reactie op zijn Wob-verzoek, had door verweerder dan ook als een bezwaarschrift moeten worden aangemerkt. Op dat bezwaarschrift is nog niet beslist. Hoewel het beroep tegen het niet tijdig beslissen gericht is tegen het niet beslissen op de aanvraag, zal de rechtbank het beroep opvatten als gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. Dit betekent dat het beroep gegrond is.
9. Verweerder is als gevolg van het niet tijdig beslissen geen dwangsom verschuldigd omdat artikel 15 van de Wob bepaalt dat de titel uit de Awb over dwangsommen niet van toepassing is bij Wob-verzoeken.

Wob-verzoek

10. In geschil tussen partijen is de vraag of verweerder volledig aan eisers verzoek heeft voldaan. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Eén onderdeel van eisers verzoek is namelijk om ook de datum te vermelden waarop het document is afgerond/definitief gemaakt als dat niet uit de stukken blijkt. Het gaat daarbij over de datum van de definitieve eindevaluatie van het Convenant Veilig Uitgaan 2015-2018. Uit de stukken blijkt niet op welk moment die eindevaluatie is afgerond dan wel definitief gemaakt. Verweerder heeft verder niet gesteld dat dat moment niet in een document is neergelegd. Dat is dus nog een punt dat verweerder in de bezwaarprocedure moet onderzoeken. Als het moment van de eindevaluatie in een bestuurlijk document is vastgelegd, dan zal verweerder dat document openbaar moeten maken, tenzij één van de bepalingen van de Wob zich daartegen verzet. Als die datum niet in een document is vastgelegd, dan is er geen sprake van een Wob-document. De Wob is immers alleen van toepassing op informatie die is neergelegd in document over een bestuurlijke aangelegenheid. In de beslissing op het bezwaar zal verweerder daarover een beslissing moeten nemen.
11. Omdat nog niet op alle vragen van eiser is geantwoord, heeft verweerder niet tijdig op het bezwaar van eiser beslist en is het beroep gegrond. De rechtbank zal verweerder opdragen om binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak alsnog op het bezwaar te beslissen. Het gaat daarbij alleen nog over de datum waarop de definitieve eindevaluatie van het Convenant Veilig Uitgaan 2015-2018 is afgerond/definitief gemaakt.
12. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
13. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog op het bezwaar te beslissen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is op 17 juli 2020 gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra dat weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.