Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling, tijdens welke [eiseres] haar eis heeft verminderd.
2.Het geschil en de beoordeling daarvan
De kernvraag en het antwoord van de voorzieningenrechter
980,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres] B.V., en een notaris, aangeduid als [gedaagde]. De kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde] verplicht is om mee te werken aan het passeren van een fusieakte tussen twee dochterondernemingen van [eiseres]. De fusie is bedoeld om organisatorische redenen en om een minderheidsaandeelhouder, de heer [A], uit te stoten. [A] heeft zijn aandelen in een van de dochterondernemingen aangeboden aan [eiseres], maar partijen zijn het niet eens geworden over de koopprijs, wat heeft geleid tot een procedure bij de rechtbank Overijssel.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zijn dienst moet weigeren indien er gegronde redenen zijn om dat te doen, zoals vastgelegd in artikel 21 van de Wet op het notarisambt (Wna). [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij twijfels heeft over de belangen van [A] en dat hij rekening moet houden met zijn zorgplicht als notaris. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat [gedaagde] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het handelen van [eiseres] onrechtmatig is en dat er geen gegronde redenen zijn voor [gedaagde] om zijn diensten te weigeren.
De voorzieningenrechter heeft [gedaagde] veroordeeld om uiterlijk op 23 juni 2020 de fusieakte te passeren, bij gebreke waarvan het vonnis in de plaats treedt van de fusieakte. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiseres]. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak voor de verplichtingen van notarissen in fusieprocedures, vooral in situaties waarin minderheidsaandeelhouders betrokken zijn.