In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan over de beëindiging van de schuldsanering van een schuldenaar, die in de Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen) zat. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar zijn huurwoning had onderverhuurd terwijl hij in de schuldsanering zat, wat in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsanering. De bewindvoerder had niet op de hoogte gesteld van deze onderhuur, wat een schending van de informatieplicht inhoudt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar zijn schuldeisers heeft benadeeld door illegale inkomsten te genereren en deze niet door te geven aan de bewindvoerder. Dit gedrag is onacceptabel voor iemand die onder de schuldsanering valt.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de schuldenaar niet alleen zijn verplichtingen niet is nagekomen, maar dat hij ook een nieuwe schuld heeft gecreëerd door de proceskosten van de woningstichting te moeten betalen. De rechtbank benadrukte dat de schuldenaar een actieve informatieplicht heeft en dat hij de bewindvoerder had moeten informeren over de onderhuur en de inwonende jongen. De rechtbank concludeerde dat de tekortkomingen van de schuldenaar toerekenbaar zijn en dat de schuldsanering zonder schone lei zal worden beëindigd. De vergoeding voor de bewindvoerder is vastgesteld op € 3.662,58, inclusief onkosten en omzetbelasting.
De uitspraak is openbaar gedaan door mr. C.J. Hofman en hoger beroep kan worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen acht dagen na de uitspraak.